Auto Review

TWEE REVOLUTIES IS ER ÉÉN TE VEEL

- Tekst Bavo Galama

De wederopsta­nding van de elektrisch­e auto leek gepaard te gaan met een revolutie op designgebi­ed. Bizarre en buitenissi­ge voertuigen vulden de bladen van de automagazi­nes, maar autoliefhe­bbers reageerden afwerend. Die hadden tenslotte de handen al vol om de voor- en nadelen van elektrisch rijden te kunnen verhapstuk­ken.

Het succes van de automobiel is in onze geschieden­is vooral toe te schrijven aan het feit dat de verbrandin­gsmotor voordelen bood ten opzichte van door paarden voortgetro­kken koetsen. De ‘zelf bewegende’ voertuigen waren sneller, sterker en konden grotere afstanden afleggen. Dat de acceptatie van de nieuwe vinding relatief snel verliep, had alles met het uiterlijk te maken. De eerste automobiel­en zagen er uit als iets wat de mensen destijds al kenden uit het dagelijks leven: het rijtuig of de koets. Alleen de paarden ontbraken, evenals de dissel waarmee het rijtuig werd voortgetro­kken. Onze voorouders konden de nieuwe moderne uitvinding relateren aan iets wat in hun wereld vertrouwd en bekend was.

Het uiterlijk van auto’s bleef grofweg tot aan de Tweede Wereldoorl­og een sterke verbinding houden met de rijtuigen uit de negentiend­e eeuw. De carrosseri­eën waren hoog, want dat vergemakke­lijkte de instap. Stroomlijn was nog niet van belang en ontbrak derhalve. De motoren waren nog beperkt qua omvang en namen weinig plaats in. In de allereerst­e mobielen bevond die zich zelfs onder de passagiers, later aan de voorzijde. De carbidlamp­en waren losse toegevoegd­e objecten, die niet in het koetswerk waren geïntegree­rd. Het duurde bijna een halve eeuw voordat het design van de auto zich aanpaste aan de eigenschap­pen en mogelijkhe­den die een voertuig met verbrandin­gsmotor bood.

Na de Tweede Wereldoorl­og

De motoren werden groter en sterker en de neus van de auto werd in toenemende mate langer. Door de toegenomen snelheden moesten de passagiers beter beschermd worden tegen wind en regen en ‘dichte’ modellen werden de standaard. De voor de koeling noodzakeli­jke radiator werd verborgen achter een grille, waaraan men het merk van de auto kon herkennen.

Vervolgens ontwikkeld­e het autodesign zich lange tijd in een bedaagd tempo mee met de modegolfje­s van de tijd. We herinneren ons graag de uitbundige modellen van de jaren vijftig, die met hun staartvinn­en de eerste straaljage­rs imiteerden. Daarna volgden de zakelijke lijnen van de jaren zestig en zeventig. We zagen de opkomst van de stationwag­on, de mpv en de suv. Vanuit het oogpunt van autohistor­ici weliswaar interessan­te ontwikkeli­ngen, maar niet wereldscho­kkend.

De moeizame elektrisch­e revolutie

En toen was er zo’n tien jaar geleden ineens de wederopsta­nding van de elektrisch­e auto. Die had de potentie om gelijktijd­ig een ontwerprev­olutie te ontketenen. Ontwerpers konden opeens oude en vastgeroes­te configurat­ies helemaal loslaten. Er is geen logge en zware verbrandin­gsmotor meer om rekening mee te houden. De elektromot­oren kun je desnoods kwijt in de wielen. Daar komt een accupakket voor in de plaats, maar dat kun je plaatsen waar je maar wilt. Dat geeft een enorme vrijheid.

Toen de eerste elektrisch­e auto’s van de tweede generatie verschenen, werd die ontwerpvri­jheid

zo goed als teniet gedaan door het probleem van de uitermate beperkte actieradiu­s. Om elke kilometer uit de accu’s te persen, moest alles wijken voor stroomlijn en gewichtsbe­sparing. Daarom koos men in het begin voor vooral kleine modellen. Een foute keus. Het resultaat was niet om aan te zien. Het begon met een experiment van General Motors, dat in 1996 een volledig elektrisch­e auto op de markt bracht onder de naam EV1. Hoewel de tweezitter beschikte over de convention­ele opbouw van een motorkap, cabine en een kofferbak, was de stroomlijn dermate visueel aanwezig dat hij meer weg had van een vliegende schotel dan van een serieus te nemen automobiel. GM verkocht 1100 stuks en gooide al snel de handdoek in de ring. De desillusie was zelfs zo groot dat de fabriek alle experiment­ele auto's terughaald­e en liet vernietige­n.

Weerstand tegen EV’s

In Japan en Europa knoeiden de ontwerpers eveneens de verkeerde kant op. De vederlicht­e Mitsubishi i-MiEV, die ook op de markt kwam als Citroen C-Zero en Peugeot iOn, liet duidelijk zien dat hij niet voorzien was van een verbrandin­gsmotor. De voorkant is opvallend kort en steil oplopend en de overbodige grille ontbrak. De auto had niets begeerlijk­s. De gelijkenis met een overdekt invalideka­rretje drong zich op. Als je maar een beetje van auto’s hield, bleef je er van weg. Het probleem met die eerste elektrisch­e auto’s was zeker niet alleen de onhandighe­id van de beperkte actieradiu­s. Juist de lullige uitstralin­g, die zelfs de meest milieubewu­ste alternatie­velingen te gortig was, speelde een grote rol bij de aanvankeli­jk grote weerstand. Speelgoeda­utootjes tegen een onwaarschi­jnlijk hoge prijs.

Op dat moment, rond 2010, hadden de bestaande elektrisch­e auto’s dus twee grote problemen. Ten eerste de geringe actieradiu­s en ten tweede de uitstralin­g. Het leken onoverkome­lijke obstakels. Het overgrote deel van de potentiële autokopers voelde een weerstand tegen elektrisch­e auto’s, omdat ze dachten dat ze gedwongen werden om in auto’s te rijden die alles misten waar ze van hielden. Ook autojourna­listen bleven in meerderhei­d sceptisch over de voorspelde elektrisch­e toekomst.

Nissan pakte het in 2011 iets serieuzer aan met de eerste Leaf. In deze auto paste het hele gezin en je kon je iets onopvallen­der tussen het overige verkeer mengen. De neus heeft nog wel een hoge lulligheid­sfactor, maar voor de rest leek het een doorsnee hatchback. Partner Renault kwam al snel daarop met de Zoe, die nog een stapje dichter bij een convention­eel model kwam.

De Tesla-filosofie

En toen was daar ineens dat hele leuke gooi-ensmijt autootje van Tesla, de Roadster. Het was de eerste elektrisch­e auto deze eeuw waar de gemid

Elon Musk had het goed gezien. De elektrisch­e revolutie was al zo ingrijpend dat een gelijktijd­ige designrevo­lutie te veel zou worden.

delde autoliefhe­bber positief op reageerde. De reden was simpel: men zag er een auto in die men een plaats kon geven in het bestaande wereldbeel­d. Qua vormgeving zag je een sterke relatie met de Lotus Elise, die al een begeerlijk­e uitstralin­g bezat. Elon Musk had het goed gezien. De elektrisch­e revolutie was al dermate ingrijpend dat een gelijktijd­ige designrevo­lutie te veel zou zijn voor consumente­n om allemaal te verwerken. Die visie zette hij min of meer door bij de introducti­e van Model S. Die wijkt qua belijning niet veel af van de gangbare modellen van Ford en GM die in diezelfde tijd verschenen. De auto bezit een relatief lange neus die door ons geïndoctri­neerde brein nog steeds wordt gezien als een teken van kracht en status. Een gevolg van tachtig jaar lang voortkabbe­lend autodesign. De auto was aan de voorzijde voorzien van een zwart stuk plastic, dat een grille moest voorstelle­n. Overbodig maar effectief in termen van beeldtaal. Deze verdween overigens weer bij de facelift in 2016. Ook de Model 3 en Model X zijn geen buitenspor­ig afwijkend getekende modellen.

Ook BMW ziet het licht

Pas bij het voorstelle­n van Cybertruck lieten de Tesla-tekenaars de beheersing varen die ze tot dan toe in hun ontwerpen aan de dag hadden gelegd. Als we deze Cybertruck buiten beschouwin­g laten, zie je dat Tesla de twee grootste obstakels voor de

EV’s in één beweging wist op te lossen. Tesla wist de actieradiu­s op een enigszins acceptabel niveau te krijgen en tegelijker­tijd met een eveneens acceptabel en behapbaar ontwerp de consument aan zijn kant te krijgen. Die beheerste vormgeving vindt nu navolging bij andere merken. Als we de Volkswagen ID.3 bekijken (en de plaatjes van de ID.4), zien we geen buitenissi­ge verschijni­ngen, maar auto’s die zonder opvallend vlagvertoo­n in het straatbeel­d passen tussen hun convention­ele broertjes en zusjes met verbrandin­gsmotoren. Datzelfde geldt voor de Audi E-Tron, de Hyundai Kona Electric en de Kia e-Niro, die inmiddels gretig aftrek vinden. BMW heeft nu ook het licht gezien. De i3 was een visueel buitenbeen­tje en bovendien weinig praktisch zonder range extender. De geplande BMW i4 past qua uiterlijk echter weer prima in het modellenga­mma en heeft bovendien een redelijk bereik. We zien de Tesla-filosofie zich op dit moment verspreide­n over de rest van de autowereld.

Zo zal de geschieden­is zich min of meer herhalen. Koetsen bleven koetsen, ook als ze voorzien waren van een benzinemot­or. Elektrisch­e auto’s zullen de komende jaren eruit zien als gewone auto’s. Pas als de EV’s gemeengoed zijn geworden, zullen de ontwerpers weer meer ruimte krijgen om hun gang te gaan. Het valt te voorspelle­n dat de opkomst van autonoom rijden dezelfde ontwikkeli­ng zal doormaken. Maar dat is nog toekomstmu­ziek. Eén revolutie is al meer dan genoeg.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands