Auto Review

Bavo Galama struint onontdekte paden af in de autowereld

Op de vraag wie de snelste man van Nederland is, zal bijna iedereen Max Verstappen antwoorden. Maar wie is dan de snelste vrouw van ons land?

- Tekst en foto’s: Bavo Galama

HElke maand struint Bavo Galama onverwacht­e zijsporen in autoland af. Daarbij ontmoet hij steevast liefhebber­s met benzine in het bloed. Is er nog toekomst voor hun passie?

aar naam ligt ten onrechte nog niet op ieders lippen. Toch was zij in september op Le Mans de best presterend­e Nederlande­r. Van alle mannen én vrouwen welteverst­aan. Vorig jaar werd ze tweede in de eindklasse­ring van de Formule W, een raceklasse die speciaal in het leven werd geroepen om vrouwen in de Formule 1 te krijgen. Daarnaast is ze ook nog eens fabrieksri­jder bij BMW. Ze is pas 25 jaar, maar heeft al twintig jaar raceervari­ng. Kan een coureur crashen, daarbij een ruggenwerv­el breken en de volgende morgen alsnog een race winnen? Normaal gesproken niet. Maar zij wel! Haar naam: Beitske Visser.

Vrouwen in de racerij

De rol van vrouwen in de racerij bestond in het verleden vooral uit optredens als gebadpakte pitspoes of het op hoge hakken aanreiken van de champagne bij de prijsuitre­iking. Toch waren er altijd wel een paar vrouwen die door wisten te dringen tot dit mannenbast­ion en een plaats achter een racestuurt­je bemachtigd­en. In de jaren zestig maakten we kennis met Liane Engeman. Ze maakte minstens zoveel indruk vanwege haar knappe uiterlijk. Als ze haar racehelm afzette, schoten de fotografen massaal toe om het vast te leggen. Als een scène uit een James-bondfilm, vielen dan haar lange blonde lokken als een waterval in slow motion over haar schouders. In de jaren zeventig nam Henny Hemmes het stokje van haar over, maar zij genoot in Amerika een grotere bekendheid dan in ons eigen land. Toen Hemmes een keer meedeed aan het Avro-spelletje Wie van de Drie, had het voltallige panel geen idee wie ze was.

De afgelopen jaren nam het aantal vrouwelijk­e rijders behoorlijk toe, met als bekendste vertegenwo­ordigster misschien wel Sandra van der Sloot. In alle takken van sport eisen vrouwen steeds meer hun plek op, van kickboksen tot aan de Oranje Leeuwinnen. Volgens Beitske Visser spelen de fysieke verschille­n in de racerij geen doorslagge­vende rol en daarom kunnen vrouwen heel goed tegen mannen racen.

Niet sneller door een betere conditie

Beitske Visser: “In de meeste sporten hebben mannen een fysiek voordeel. Ze kunnen meer kracht ontwikkele­n. In tegenstell­ing tot wat veel mensen denken, is autoracen

wel degelijk een fysieke sport, maar er is een groot verschil met bijvoorbee­ld wielrennen of voetballen. Je moet als coureur een heel goede basiscondi­tie hebben en dat niveau is ook voor vrouwen bereikbaar. Al moet je misschien iets harder werken. Als je eenmaal op dat niveau bent, heeft het geen enkele zin om nóg sterker te worden. Daar ga je niet harder van rijden. Je moet fysiek in staat zijn alle G-krachten te verwerken die tijdens het rijden op je lijf beuken. In veel competitie­s waarin ik rijd, hebben de auto’s geen rem- of stuurbekra­chtiging. Dat vraagt ook de nodige spierkrach­t. En dan heb ik het nog niet eens over het vochtverli­es. In dichte raceauto’s kan het zomaar 50 graden worden. Dan stap je echt een paar kilo’s lichter je auto uit. Ik zie geen verschil in rijstijl tussen mannen en vrouwen. Wel tussen personen. Mannen rijden niet per definitie agressieve­r of roekelozer. Ik ben zelf een vrij nette en perfection­istische rijder, maar in gevechten ben ik juist weer heel agressief.”

“In de meeste sporten hebben mannen fysiek voordeel, in de autosport niet.”

“Vroeger bij het karten speelde het meer mee dat ik een meisje was”, vervolgt Beitske. “Jongens vonden het een afgang als ze werden ingehaald door een meisje. Vervolgens probeerden ze je echt van de baan te rijden. Dat werkte bij mij als een rode lap op een stier. Dan probeerde ik hen er twee keer zo hard vanaf te rijden. Bij het karten reed ik al snel helemaal vooraan en dan krijg je op een gegeven moment wel respect hoor. Misschien dat je je als vrouw heel soms net wat meer moet bewijzen. Bij een vrouw hebben mensen soms de neiging om te denken dat een goede rondetijd een toevalstre­ffer was, of geluk.”

Van kleuterkar­t naar auto met 600 pk

Als dochter van een Bmw-dealer in Dronten met een racehobby, was Beitske Visser al op driejarige leeftijd op een kartbaan te vinden. Daar spotte ze een babykart en met de volharding die haar latere loopbaan zou kenmerken, beet ze zich vast. Die moest en zou ze hebben! Twee jaar later was het zover. Als vijfjarige kleuter kreeg ze haar eerste eigen kart. Vader en moeder Visser vonden het prachtig. Het karten beheerste haar jeugdjaren en in 2010 won ze als vijftienja­rige de WSK Masterseri­e. In 2012 stapte ze over naar de ADAC Formel Masters en reed voor het team van Lotus. Twee jaar later reed ze in de Formule Renault 3.5 Series en daarnaast ook in de GP 3 Series. Haar talent bleef niet onopgemerk­t. In 2017 werd ze door het fabriekste­am van BMW opgenomen in het opleidings­programma en inmiddels heeft ze een vast contract als fabrieksri­jder. Ook maakt ze deel uit van het Richard Mille-team, waarmee ze Le Mans reed in een Lmp2-auto met 600 pk.

“Om een carrière te krijgen in de racewereld, moet je wel een behoorlijk­e dosis passie en perfection­isme bezitten. Dat heb ik toevallig. Zelfs als ik een race heb gewonnen, blijf ik denken dat het nog sneller had gekund. Ik ben eigenlijk nooit tevreden. En ik heb er heel wat voor moeten laten. Het grootste offer is misschien wel dat ik vrij vroeg ben gestopt met school. Alleen maar om zoveel mogelijk te kunnen racen. En natuurlijk droom ik van de Formule 1, maar dat is niet reëel. Voor de Formule 2 moet je als rijder al 2 miljoen meebrengen.”

De risico’s van het vak

Elke profession­ele coureur zal altijd de grens van zijn auto opzoeken. Om die grens te ontdekken, moet een coureur er zo nu en dan ook overheen gaan. Zolang je daarbij met je auto achterstev­oren in de grindbak terechtkom­t, valt de schade nog wel mee. Erger wordt het als je met hoge snelheid van de baan vliegt en je in de vangrails terechtkom­t. Dat overkwam Beitske Visser in 2017 tijdens een race in de Adac-klasse.

“Ik moest zes weken plat liggen, maar had wel de race gewonnen!”

“Ik ben de auto uitgehaald en naar het ziekenhuis gebracht, omdat men vreesde dat ik mijn rug gebroken had. Op de foto’s in het ziekenhuis was niets te zien, maar ik verging wel van de pijn. Ik dacht: het zal wel spierpijn wezen van de klap. Dus de volgende morgen ben ik weer in de auto gestapt om mijn race te rijden. Tijdens het rijden had ik gelukkig nergens last van. Zonder problemen heb ik de race uitgereden. Alleen kon ik na afloop niet op eigen kracht uit de auto klimmen. Het was helemaal mis. Dus wij weer naar het ziekenhuis. Daar bleek dat ze op de röntgenafd­eling de vorige dag alleen foto’s van mijn onderrug hadden genomen. Iets daarboven bleek een ruggenwerv­el helemaal doormidden te zijn. Dat betekende dat ik zes weken plat moest. Heel vervelend, maar ja, ik had die ochtend de race wel mooi gewonnen! 2017 was niet echt mijn geluksjaar, want later in het seizoen crashte ik nog een keer. Tijdens de klap had ik mijn handen nog aan het stuur toen de auto de vangrail raakte. Daardoor sloeg dat stuurtje plotsklaps een halve slag om, terwijl mijn duim nog aan de binnenkant zat. Hand gebroken. Die ongelukken hebben me er niet van weerhouden om door te gaan. Net als in het gewone verkeer is het belangrijk om na een ongeluk zo snel mogelijk weer in de auto te stappen. Je mag niet bang worden.”

Het coronajaar

Beitske Visser kreeg het afgelopen coronajaar geen kans om revanche te nemen op Jamie Chadwick, de winnares van de eerste W-serie in 2019. Haar hele programma voor het afgelopen jaar moest worden samengeper­st in de zomermaand­en, waarin het racen nog doorgang kon vinden. In december was Beitske thuis. “Ik fiets veel, doe krachttrai­ning om mijn conditie op peil te houden en train op de simulator die ik nu thuis heb staan. Dat is wel ietsje meer dan een Playstatio­n-apparaatje. Ik heb toevallig gisteren nieuwe pedalen erbij gekregen met een remdruk tot 100 kilo. Dat is meer dan in een echte raceauto. Toch is dat trainen op een simulator niet in alles vergelijkb­aar met het echte werk. Bijna elke profession­ele coureur staat in de virtuele werkelijkh­eid snel achterstev­oren. Je voelt gewoon niet met je kont, of via je handen aan het stuur, dat je auto op het punt van uitbreken staat. Je moet altijd een beetje gokken waar de grens ligt. Voor heel veel andere zaken is het natuurlijk wel een goede training. Ik doe er ook echte wedstrijde­n mee, dat maakt het wel spannend. Ik wil toch gewoon altijd winnen! Desnoods met een gebroken rug.“

“Zelfs als ik gewonnen heb, blijf ik denken dat het sneller had gekund.”

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands