Scherpe foto’s
Er zijn veel oorzaken voor onscherpte in foto’s – snelle bewegingen, een onrustige hand en een verkeerd ingesteld diafragma bijvoorbeeld. We leggen uit wat je moet doen om alleen nog maar goede resultaten te boeken.
De beste tips voor uitstekende resultaten.
We kennen het allemaal: je komt tevreden thuis met een geheugenkaartje vol foto’s, je zet ze op je pc en zo gauw je ze op je monitor bekijkt, zie je dat ze niet zo scherp zijn als je dacht. Misschien heb je gewoon niet goed scherpgesteld, of te veel bewogen. Het kan de beste fotograaf overkomen, want het schermpje van je camera is nou eenmaal te klein om op te beoordelen of een foto echt scherp is. Alleen wanneer je flink inzoomt en goed kijkt, kun je mogelijk onscherptes ontdekken. Hoe minimaal ze ook zijn, ze kunnen een foto zonder meer ruïneren. Bovendien heb je in de praktijk vaak niet de tijd om je foto’s steeds zo nauwkeurig te beoordelen. Daarom is het belangrijk om te weten wat de beslissende factoren zijn voor scherpe foto’s en daar al tijdens het fotograferen rekening mee te houden.
Hoe voorkom je onscherpte door beweging van de camera?
Onscherpte ontstaat vooral wanneer de belichtingstijd te lang is om vanuit de hand te fotograferen. In tegenstelling tot bewegingsonscherpte zie je dit niet alleen in het hoofdonderwerp, maar in de hele foto. Dus ook in de achtergrond. In het gunstigste geval ziet de foto er wat zwak uit, in het ergste geval zijn de trillingen duidelijk zichtbaar. Het beste middel tegen deze onscherpte is nog altijd een statief. Als het echt niet mogelijk is om een statief te gebruiken, dan moet je in elk geval de beeldstabilisatie van de camera en het objectief gebruiken. Dit compenseert kleine trillingen en verbetert de scherpte van statische onderwerpen.
Hoe lang mag de belichtingstijd maximaal zijn?
Wanneer je vanuit de hand fotografeert, hangt de maximale belichtingstijd enerzijds af van de vaardigheid van de fotograaf en anderzijds van de ingestelde brandpuntsafstand. Als vuistregel kun je aanhouden: de
belichtingstijd mag niet langer zijn dan het omgekeerde (reciproke) van de effectieve brandpuntsafstand. Voor een brandpuntsafstand van 80 millimeter is dat dus 1/80 seconde. Let er wel op dat deze richtwaarde voor de effectieve brandpuntsafstand geldt en daardoor alleen voor objectieven van full-frame camera’s kan worden gebruikt. In alle andere gevallen geldt dat je de brandpuntsafstand met de cropfactor moet vermenigvuldigen: bij een DSLR met APS-C-sensor is dat 1,6x (Canon) of 1,5x (Nikon, Sony,…). Bij Four-Thirds systeemcamera’s is het daarentegen het tweevoudige. Bij een amateur-DSLR van Canon betekent het bijvoorbeeld: bij een brandpuntsafstand van 100 millimeter (x1,6) mag de sluitertijd niet langer zijn dan 1/160 seconde.
Deze vuistregel houdt geen rekening met een geactiveerde beeldstabilisatie en ook niet met de mate waarin de hand van de fotograaf trilt. Het is dus mogelijk om met beduidend langere belichtingstijden scherpe foto’s te maken zonder statief. Het maakt bijvoorbeeld veel verschil of je je ellebogen ergens op kunt laten steunen, of met je rug tegen een muur kunt leunen.
Wat levert een camera of objectief met beeldstabilisatie op?
Afhankelijk van de fabrikant zit de beeldstabilisatie in de sensor of in het objectief. De werking wordt aangegeven in belichtingsstappen. Canon levert bijvoorbeeld objectieven met IS-beeldstabilisatie, waarmee de belichtingstijd tot vier stappen verlengd kan worden. In ons voorbeeld van een APS-C beeldsensor met een brandpuntsafstand van 100 millimeter, zou je dus 1/10 seconde kunnen instellen. Tot zover de theorie, die is gebaseerd op informatie van de fabrikant en optimale omstandigheden. Het is aan te raden om de waardes met je eigen apparatuur te controleren en zelf de grenzen vast te stellen.
Wat heeft het diafragma met de scherpte van een foto te maken?
Met het diafragma bepaal je de scherptediepte, oftewel het gedeelte voor en achter het onderwerp dat scherp wordt afgebeeld. Een klein diafragma (grote diafragmawaarde) zorgt voor veel scherptediepte, die de volledige voor- en achtergrond kan bevatten. Een groot diafragma (kleine diafragmawaarde) kan het scherptebereik beperken tot enkele centimeters. Verder moet je bedenken dat een klein diafragma leidt tot langere belichtingstijden. En dat vergroot het risico op onscherpte. Je kunt in dat geval een beetje compenseren door de ISO-waarde te verhogen. Maar een ander probleem van een zeer klein diafragma wordt daar niet mee opgelost: de onscherpte door lichtbuiging neemt toe, waardoor het totale beeld minder scherp wordt.
Waarvoor dient de scherpteinstelling in het cameramenu?
In het menu van je camera bepaal je in welke mate foto’s scherper gemaakt moeten worden, voordat je ze als JPEG op een geheugenkaartje opslaat. Het gaat vooral om de indruk van scherpte. We raden dan ook aan om deze instelling beperkt te gebruikten, om artefacten zoals halo’s om contouren te voorkomen. Als je wilt kun je de foto altijd nog wat scherper maken met Photoshop of Lightroom. Maar let op: wat veel mensen als haarscherp ervaren, is vaak te zeer verscherpt. Met veel te hoge contrasten langs de randen. Voor RAW-bestanden geldt deze instelling in het cameramenu overigens niet. Die bestanden worden pas scherper gemaakt tijdens het converteren.