Meten is weten
Zelfs zonder lichtmeter kun je erachter komen hoe groot de verschillen in helderheid van je onderwerp zijn.
Binnen een enkel motief kunnen de lichtwaarden zeer uiteenlopen. Dat geldt vooral voor buitenopnames met zonlicht en diepe schaduw. Vaak is het onmogelijk bij dergelijke scenario’s een belichting te vinden, die alle onderdelen recht aandoet. Dus moet men kiezen voor bepaalde details. Professionele fotografen bepalen het verschil in helderheid – oftewel: dynamisch bereik – door de verschillende delen van het onderwerp te meten.
Voor dit doel is het niet per se nodig een aparte lichtmeter aan te schaffen. Je kunt gewoon gebruikmaken van de lichtmeter van je camera! Als je de spotmeting instelt, werkt de volgende methode in halfautomatische opnamemodi, zoals de diafragmavoorkeuze.
1 Schaduwen meten
Richt de camera op het donkerste deel van het onderwerp – het centrale autofocuspunt dient boven te staan. Als je nu de ontspanknop een beetje indrukt, meet de camera precies dat deel en kiest hij een lichtinstelling die dat specifieke deel in middengrijs laat zien. Gevolg: de rest van de foto is overbelicht.
2 Middentonen meten
Kies nu een deel van gemiddelde helderheid, bijvoorbeeld het grijze pad voor de ingang van het gebouw. Als je de ontspanknop een beetje indrukt, dan zie je dat de camera de sluiting korter zal openlaten dan bij stap 1. Hierdoor wordt de foto uiteindelijk donkerder. Tip: het is makkelijker om een grijs deel met gemiddelde helderheid uit te kiezen dan een in kleur.
3 Lichten meten
Richt nu de camera naar de lucht en druk de knop opnieuw een beetje in. In het display zie je dat de belichtingstijd nog verder is verkort. Met deze waarden en wat oefening kun je vrij snel inschatten of een onderwerp een groot of kleiner dynamisch bereik heeft en of je de helderheid eventueel nog moet aanpassen.