Macrofotografie en close-ups
Macrofotografie heeft de naam ingewikkeld te zijn en zwaar te leunen op technische hulpmiddelen. Vaak ligt de nadruk op het technische aspect, terwijl een foto juist om een compositie gaat. In dit artikel lees je hoe je een leuk beeld kan maken.
Macrofotografie kun je in principe net zo technisch maken als je zelf wilt. Er zijn macrofotografen die vaak vanaf een statief werken, gebruik maken van balgen of omkeerringen op het objectief, ringflitsers of reflectieschermen, tussenringen en converters, studio’s en ga zo maar door. Macrofotografie lijkt dan ook vooral heel technisch te zijn en soms wordt de oplossing om foto’s te maken dan ook vooral gezocht in de techniek. Zo nodig wordt er nog meer apparatuur aangeschaft. Het gevaar hierbij is dat in het veld de aandacht naar het technische aspect wordt getrokken, terwijl een foto juist om de compositie gaat.
Iedere situatie biedt weer andere fotografische compromissen, beperkingen en mogelijkheden. De wijze van omgang hiermee en de gebruikte techniek verschilt vaak per persoon en is sterk afhankelijk van persoonlijke voorkeuren. In dit artikel probeer ik uit te leggen wat mijn fotografische manier van kijken en werken is.
Op zoek naar de juiste composities
Het materiaal dat ik gebruik is een Tamron 90 mm f/2.8 macrolens, of een oude Helios-lens met een kleine tussenring. De meeste macrofoto’s maak ik vanuit de hand. Om die reden werk ik met camera’s en objectieven waarmee dat ook mogelijk is. Ze mogen niet te zwaar zijn, moeten relatief eenvoudig te gebruiken zijn en liefst low budget.
Het werken zonder statief heeft een praktische functie. Ik kan de camera onbeperkt bewegen naar verschillende invalshoeken. Al kijkend door de zoeker wijzigt met iedere verandering en kanteling de beeldhoek en verschijnen er door de zoeker vaak totaal verschillende beelden van één en hetzelfde onderwerp. Het voordeel van werken zonder statief is dat er meer creativiteit kan zijn. Er is letterlijk vanuit iedere hoek te fotograferen en op die manier vind ik dus composities.
Tussenringen bieden een goedkope mogelijkheid om dicht op een onderwerp te kunnen scherpstellen, omdat ze de scherpstelafstand verkorten. Een tussenring is niks anders dan een holle buis. Oneindige focus is er niet meer, maar er is een beperkte ruimte waarin nog scherpgesteld kan worden. Je kunt een tussenring op een macrolens schroeven, waardoor je dus nog dichterbij kunt werken. Je kunt een tussenring ook op andere lenzen plaatsen, waardoor je die als ‘macro’-lens kunt gebruiken. Inmiddels is het vrij populair om met behulp van tussenringen oude lenzen als Helios, Pentacon en Porst te schieten.
Instellingen
Ik stel de ISO-waarde voor mijn camera vaak in op ISO 400. De meeste camera’s kunnen dat goed aan en het zorgt ervoor dat de sluitertijd vaak gelijk al goed is. De sluitertijd moet hoog genoeg zijn om uit de hand te kunnen werken. Een tijd van tenminste 1/60 s heb is vaak wel nodig om geen bewegingsonscherpte te gaan veroorzaken. Komt de sluitertijd onder de kritische grens van 1/60, of fotografeer ik in een onstabiele houding, dan kan als oplossing het diafragma meer opengezet worden en/of de ISO worden verhoogd. De sluitertijd kan in dat geval hoger ingesteld worden. Per lens en per persoon kan de grens waarbij het mogelijk is om nog uit de hand te werken wat verschillen. De omgeving kan soms ook steun bieden (rotsen, brugleuningen en dergelijke). Ik maak de foto’s vaak liggend, waardoor de grond ook steun biedt.
Het diafragma bepaal ik aan de hand van het type foto dat ik wil maken en wat de omstandigheden (zoals het aanwezige licht) mij bieden. De scherptediepte is met een macrolens heel beperkt. Er is dus veel onscherpte. Maar het is juist die onscherpte die een grote rol in de foto speelt. Het versterkt of verstoort het onderwerp. Het zoeken en vinden van een juiste compositie gaat dus letterlijk om het hele beeld en niet enkel het onderwerp.
Toch heb ik een duidelijke voorkeur om in de lagere getallen (lees: met weinig scherptediepte) te fotograferen. Met name de achtergrond blijft daardoor vaag, rustig en sfeervol.
Lichtomstandigheden
Om een compositie te bepalen helpt het om je te realiseren dat een foto meer dan alleen het onderwerp is. De bepalende beeldelementen zijn het aanwezige licht, kleur, vorm, gekozen plaatsing van de scherptediepte en wat je wel en niet in beeld brengt.
Als het gaat om het aanwezige licht, dan is het werken op schaduwplekken vaak een prima uitgangspunt. Het licht op het onderwerp is dan zacht, waardoor er geen lichtplekken of schaduwplekken zijn. De achtergrond mag zowel schaduw zijn, dan is het hele beeld zacht. Zacht licht maakt een zacht beeld mogelijk. Een open ruimte waar meer lichtval is achter het onderwerp, of zelfs vol in de zon, kan wel voor een mooie contrastrijke achtergrond zorgen. Om op die manier speels om te kunnen gaan met achtergrond en licht werk ik zelf graag in tuinen waar bomen deels voor de schaduw zorgen, en deels zo open zijn dat er wel lichtval of zonneschijn kan zijn.
Een ander hulpmiddel is bijvoorbeeld een witte paraplu. Hiermee zorg je zelf voor schaduw, zodat de bloemen of insecten altijd in het zachte licht zullen baden.
Als natuurlijk licht ontbreekt of niet naar je zin is, kun je natuurlijk ook voor een kunstmatige lichtbron zorgen en daarmee de achtergrond in het licht zetten. Dat kan met een zaklantaarn, dimbare ledverlichtingssystemen en kleurfilters. Met dergelijke filters is het bijvoorbeeld mogelijk om de achtergrond in warm zacht licht te zetten (zie ook pagina 74).
Kleurgebruik en scherptediepte
Kleurcontrasten kunnen heel versterkend zijn in een compositie. Het grootste contrast krijg je tussen de warme geeltinten en het kille blauw. Als je op die manier naar kleur in een compositie kijkt, helpt dat enorm. Wanneer een foto overwegend blauw en groen is, dan zal datgene wat afwijkt van de overheersende tinten de aandacht vragen. Idealiter moet dat het onderwerp zijn, en niet een blaadje dat net een kaderrand in piept. Stel jezelf tijdens het fotograferen vragen als: ‘wat zie ik in het hele beeld?’ en ‘kan dit wel of kan dit niet?’ Tenslotte zal niet iedere bloem begrijpen dat die in een prachtige compositie moet staan.
Tijdens de workshops die ik geef, is één van de meest gestelde vragen: ‘moet er niet meer scherpte zijn?’ Naar mijn idee is scherpte net zo belangrijk als gebruik van het licht en omgaan met kleurcontrasten. Het helpt om sturing te geven aan een compositie. De scherpte moet dus wel op die plek zitten waar jij als fotograaf de aandacht naar toe wilt laten gaan. Bij insecten zal dat vaak op het oog zijn, tenzij je een andere goede creatieve afweging wilt maken. Bij bloemen zal dat vaak op de rand van het blad of de stamper zijn.
Het aantal millimeters van de lens, je positie en hoe dichtbij je een onderwerp fotografeert, hebben allemaal effect op de scherptediepte. Het diafragma heeft natuurlijk ook invloed op de scherptediepte. Voor zowel de positie waarin je fotografeert als het diafragma is het ezelsbruggetje: hoe lager, hoe vager.
Meer scherpte op het onderwerp als je heel dichtbij fotografeert, is bij een macrolens marginaal. Wat bij een hoger diafragmagetal vaak het meest zal opvallen, is de achtergrond. Ondanks dat die vaak nog niet eens helemaal scherp is, zal die nadrukkelijker zijn. Zeker iets om in de gaten te houden!