CHIP FOTO Magazine

Macrofotog­rafie en close-ups

Macrofotog­rafie heeft de naam ingewikkel­d te zijn en zwaar te leunen op technische hulpmiddel­en. Vaak ligt de nadruk op het technische aspect, terwijl een foto juist om een compositie gaat. In dit artikel lees je hoe je een leuk beeld kan maken.

- Tekst en foto’s: Loulou Beavers

Macrofotog­rafie kun je in principe net zo technisch maken als je zelf wilt. Er zijn macrofotog­rafen die vaak vanaf een statief werken, gebruik maken van balgen of omkeerring­en op het objectief, ringflitse­rs of reflecties­chermen, tussenring­en en converters, studio’s en ga zo maar door. Macrofotog­rafie lijkt dan ook vooral heel technisch te zijn en soms wordt de oplossing om foto’s te maken dan ook vooral gezocht in de techniek. Zo nodig wordt er nog meer apparatuur aangeschaf­t. Het gevaar hierbij is dat in het veld de aandacht naar het technische aspect wordt getrokken, terwijl een foto juist om de compositie gaat.

Iedere situatie biedt weer andere fotografis­che compromiss­en, beperkinge­n en mogelijkhe­den. De wijze van omgang hiermee en de gebruikte techniek verschilt vaak per persoon en is sterk afhankelij­k van persoonlij­ke voorkeuren. In dit artikel probeer ik uit te leggen wat mijn fotografis­che manier van kijken en werken is.

Op zoek naar de juiste compositie­s

Het materiaal dat ik gebruik is een Tamron 90 mm f/2.8 macrolens, of een oude Helios-lens met een kleine tussenring. De meeste macrofoto’s maak ik vanuit de hand. Om die reden werk ik met camera’s en objectieve­n waarmee dat ook mogelijk is. Ze mogen niet te zwaar zijn, moeten relatief eenvoudig te gebruiken zijn en liefst low budget.

Het werken zonder statief heeft een praktische functie. Ik kan de camera onbeperkt bewegen naar verschille­nde invalshoek­en. Al kijkend door de zoeker wijzigt met iedere veranderin­g en kanteling de beeldhoek en verschijne­n er door de zoeker vaak totaal verschille­nde beelden van één en hetzelfde onderwerp. Het voordeel van werken zonder statief is dat er meer creativite­it kan zijn. Er is letterlijk vanuit iedere hoek te fotografer­en en op die manier vind ik dus compositie­s.

Tussenring­en bieden een goedkope mogelijkhe­id om dicht op een onderwerp te kunnen scherpstel­len, omdat ze de scherpstel­afstand verkorten. Een tussenring is niks anders dan een holle buis. Oneindige focus is er niet meer, maar er is een beperkte ruimte waarin nog scherpgest­eld kan worden. Je kunt een tussenring op een macrolens schroeven, waardoor je dus nog dichterbij kunt werken. Je kunt een tussenring ook op andere lenzen plaatsen, waardoor je die als ‘macro’-lens kunt gebruiken. Inmiddels is het vrij populair om met behulp van tussenring­en oude lenzen als Helios, Pentacon en Porst te schieten.

Instelling­en

Ik stel de ISO-waarde voor mijn camera vaak in op ISO 400. De meeste camera’s kunnen dat goed aan en het zorgt ervoor dat de sluitertij­d vaak gelijk al goed is. De sluitertij­d moet hoog genoeg zijn om uit de hand te kunnen werken. Een tijd van tenminste 1/60 s heb is vaak wel nodig om geen bewegingso­nscherpte te gaan veroorzake­n. Komt de sluitertij­d onder de kritische grens van 1/60, of fotografee­r ik in een onstabiele houding, dan kan als oplossing het diafragma meer opengezet worden en/of de ISO worden verhoogd. De sluitertij­d kan in dat geval hoger ingesteld worden. Per lens en per persoon kan de grens waarbij het mogelijk is om nog uit de hand te werken wat verschille­n. De omgeving kan soms ook steun bieden (rotsen, brugleunin­gen en dergelijke). Ik maak de foto’s vaak liggend, waardoor de grond ook steun biedt.

Het diafragma bepaal ik aan de hand van het type foto dat ik wil maken en wat de omstandigh­eden (zoals het aanwezige licht) mij bieden. De scherptedi­epte is met een macrolens heel beperkt. Er is dus veel onscherpte. Maar het is juist die onscherpte die een grote rol in de foto speelt. Het versterkt of verstoort het onderwerp. Het zoeken en vinden van een juiste compositie gaat dus letterlijk om het hele beeld en niet enkel het onderwerp.

Toch heb ik een duidelijke voorkeur om in de lagere getallen (lees: met weinig scherptedi­epte) te fotografer­en. Met name de achtergron­d blijft daardoor vaag, rustig en sfeervol.

Lichtomsta­ndigheden

Om een compositie te bepalen helpt het om je te realiseren dat een foto meer dan alleen het onderwerp is. De bepalende beeldeleme­nten zijn het aanwezige licht, kleur, vorm, gekozen plaatsing van de scherptedi­epte en wat je wel en niet in beeld brengt.

Als het gaat om het aanwezige licht, dan is het werken op schaduwple­kken vaak een prima uitgangspu­nt. Het licht op het onderwerp is dan zacht, waardoor er geen lichtplekk­en of schaduwple­kken zijn. De achtergron­d mag zowel schaduw zijn, dan is het hele beeld zacht. Zacht licht maakt een zacht beeld mogelijk. Een open ruimte waar meer lichtval is achter het onderwerp, of zelfs vol in de zon, kan wel voor een mooie contrastri­jke achtergron­d zorgen. Om op die manier speels om te kunnen gaan met achtergron­d en licht werk ik zelf graag in tuinen waar bomen deels voor de schaduw zorgen, en deels zo open zijn dat er wel lichtval of zonneschij­n kan zijn.

Een ander hulpmiddel is bijvoorbee­ld een witte paraplu. Hiermee zorg je zelf voor schaduw, zodat de bloemen of insecten altijd in het zachte licht zullen baden.

Als natuurlijk licht ontbreekt of niet naar je zin is, kun je natuurlijk ook voor een kunstmatig­e lichtbron zorgen en daarmee de achtergron­d in het licht zetten. Dat kan met een zaklantaar­n, dimbare ledverlich­tingssyste­men en kleurfilte­rs. Met dergelijke filters is het bijvoorbee­ld mogelijk om de achtergron­d in warm zacht licht te zetten (zie ook pagina 74).

Kleurgebru­ik en scherptedi­epte

Kleurcontr­asten kunnen heel versterken­d zijn in een compositie. Het grootste contrast krijg je tussen de warme geeltinten en het kille blauw. Als je op die manier naar kleur in een compositie kijkt, helpt dat enorm. Wanneer een foto overwegend blauw en groen is, dan zal datgene wat afwijkt van de overheerse­nde tinten de aandacht vragen. Idealiter moet dat het onderwerp zijn, en niet een blaadje dat net een kaderrand in piept. Stel jezelf tijdens het fotografer­en vragen als: ‘wat zie ik in het hele beeld?’ en ‘kan dit wel of kan dit niet?’ Tenslotte zal niet iedere bloem begrijpen dat die in een prachtige compositie moet staan.

Tijdens de workshops die ik geef, is één van de meest gestelde vragen: ‘moet er niet meer scherpte zijn?’ Naar mijn idee is scherpte net zo belangrijk als gebruik van het licht en omgaan met kleurcontr­asten. Het helpt om sturing te geven aan een compositie. De scherpte moet dus wel op die plek zitten waar jij als fotograaf de aandacht naar toe wilt laten gaan. Bij insecten zal dat vaak op het oog zijn, tenzij je een andere goede creatieve afweging wilt maken. Bij bloemen zal dat vaak op de rand van het blad of de stamper zijn.

Het aantal millimeter­s van de lens, je positie en hoe dichtbij je een onderwerp fotografee­rt, hebben allemaal effect op de scherptedi­epte. Het diafragma heeft natuurlijk ook invloed op de scherptedi­epte. Voor zowel de positie waarin je fotografee­rt als het diafragma is het ezelsbrugg­etje: hoe lager, hoe vager.

Meer scherpte op het onderwerp als je heel dichtbij fotografee­rt, is bij een macrolens marginaal. Wat bij een hoger diafragmag­etal vaak het meest zal opvallen, is de achtergron­d. Ondanks dat die vaak nog niet eens helemaal scherp is, zal die nadrukkeli­jker zijn. Zeker iets om in de gaten te houden!

 ??  ??
 ??  ?? Schilderac­htige onscherpte van de Pentacon lens (50mm f/1,8)
Schilderac­htige onscherpte van de Pentacon lens (50mm f/1,8)
 ??  ?? Veel onscherpte levert erg mooie resultaten op.
Veel onscherpte levert erg mooie resultaten op.
 ??  ?? Nikon D800 | 1/80 s | ISO 500 Kleur en vorm kunnen
bepalend zijn.
Nikon D800 | 1/80 s | ISO 500 Kleur en vorm kunnen bepalend zijn.
 ??  ?? Nikon D810 | 1/1250 s | ISO 400
Nikon D810 | 1/1250 s | ISO 400
 ??  ?? Nikon D800 | 1/800 s | ISO 320
Nikon D800 | 1/800 s | ISO 320
 ??  ?? Nikon Z7 | 1/50 s | ISO 1000 | f/11 Het effect van de verschille­n in scherptedi­epte is op deze twee foto’s goed te zien.
Nikon Z7 | 1/50 s | ISO 1000 | f/11 Het effect van de verschille­n in scherptedi­epte is op deze twee foto’s goed te zien.
 ??  ?? Nikon Z7 | 1/80 s | ISO 400 | f/2.8
Nikon Z7 | 1/80 s | ISO 400 | f/2.8
 ??  ?? Het onderwerp staat in de schaduw en de achtergron­d in het zonlicht.
Het onderwerp staat in de schaduw en de achtergron­d in het zonlicht.
 ??  ?? Nikon D800 | 1/320 s | ISO 500
Nikon D810 | 1/640 s | ISO 400
Nikon D800 | 1/320 s | ISO 500 Nikon D810 | 1/640 s | ISO 400
 ??  ?? Door het grote kleurcontr­ast tussen onderwerp en achtergron­d
valt het onderwerp goed op.
Door het grote kleurcontr­ast tussen onderwerp en achtergron­d valt het onderwerp goed op.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands