Welke interval in welke situatie?
Afhankelijk van het onderwerp en de omstandigheden kun verschillende intervallen kiezen om een langere tijdspanne in een enkele video te vatten. Hoe langer een gebeurtenis duurt, hoe langer je de interval kunt instellen.
1 – 10 seconden
Korte opname-intervallen zijn erg geschikt voor drukke onderwerpen met veel beweging – denk aan voorbijrazende wolken of pleinen met veel mensen. Met een timelapse kun je dan bewegingen duidelijker zichtbaar maken, zoals voetgangersstromen bij een verkeerslicht. Als je in het midden van je opname een persoon al die tijd stil laat staan, wordt het resultaat nog interessanter.
10 – 30 seconden
Met een intervalduur tot 30 seconden kun je langzame gebeurtenissen mooi vastleggen, zoals de beweging van de zon of de maan. Langzaam bewegende wolken op een rustige dag trekken dan opeens opvallend snel voorbij. Smeltend ijs, een slak die over de grond kruipt, de beweging van de sterren aan de nachtelijke hemel en andere met het blote oog lastig te ontwaren bewegingen zijn ook geschikt.
30 – 60 seconden
Het openen van blad- of bloemknoppen, of het bewegen van de schaduwval van een object leg je vast in intervallen van tussen de 30 en 60 seconden. Maar bedenk wel dat je met een interval van 60 seconden 60 foto’s per uur maakt. Omgerekend naar 25 beelden per seconde krijg je dan slechts ongeveer twee seconden video. Dat betekent dat je voor langere timelapses en ook voor de opnamen op locatie meerdere uren moet inplannen.
60 seconden en langer
Het wordt echt spectaculair als er tussen twee opnamen minuten of zelfs uren liggen. Zo kun je de voortgang van een bouwproject volgen, of de jaargetijden sfeervol visualiseren. Een voorbeeld: een beeld per uur levert je op een hele dag ongeveer een seconde video op. Een maand verstrijkt op dezelfde manier in een halve minuut. Voor dergelijke video’s heb je absoluut een externe stroombron nodig.