Alles wat je moet WETEN
Macrofotografie wordt al snel gezien als een ingewikkelde techniek waar je dure apparatuur voor nodig hebt. Maar niets is minder waar! Lees hier alles wat je moet weten over goede macro's.
We kennen allemaal wel de term macrofotografie. In de praktijk betekent het simpelweg: kleine voorwerpen groot op beeld laten zien. Typische macro-onderwerpen zijn dan ook van nature heel klein, zoals bloemen of insecten. Een foto van een hamster wordt daarom niet langer als macro beschouwd. Al zijn de diertjes voor ons gevoel wel heel klein. Hoe komt dat?
Wanneer is een foto een macro?
Officieel spreek je pas van macrofotografie als het onderwerp op ware grootte op de beeldsensor wordt afgebeeld. Deze verhouding van 1:1 noemen we de afbeeldingsmaatstaf. Dit betekent dat de 5 mm lange kever ook 5 mm in beslag neemt op sensor. Je kunt een hond dus nooit als macro fotograferen en zelfs de meest voorkomende camerasensoren zijn te klein voor een hamster.
Wel kun je de details van een trouwring om een vinger of de kleine kraaloogjes van een hamster op schaal fotograferen.
De afbeeldingsmaatstaf
Dat waren de technische details. In de praktijk ben je als fotograaf echter bijna nooit bezig met de schaal waarmee je momenteel werkt. Meestal wil je op kleine schaal de meest fascinerende details laten zien. Om dit op beeld vast te kunnen leggen, moet je heel dichtbij kunnen komen. Met een normale lens lukt dit vaak niet. De scherpstelafstand – de kortste afstand waarop je een insect of kleine bloemen scherp in beeld kunt brengen – is dan te groot. Met een normale lens bereik je vaak slechts 1:5 terwijl je dus 1:1 nodig hebt.
Je maakt macrofoto's dus met een speciale macrolens. Deze lenzen met een afbeeldingsmaatstaf van minimaal 1:1 zijn verkrijgbaar met verschillende brandpuntsafstanden van 50 tot 200 mm. De goedkoopste macrolens is 50 mm en is bijvoorbeeld prima geschikt voor plantenfoto's. Het is alles wat je nodig hebt als beginner. Al het andere, zoals het gebruikmaken van een statief, maakt het werk makkelijker. Maar het is zeker niet noodzakelijk voor goede macro's.
Omgaan met scherptediepte
De grootste uitdaging waar elke macrofotograaf mee te maken krijgt, is de scherptediepte. Hoe dichter je bij een onderwerp
Echte macrolenzen hebben meestal een vast brandpunt en zorgen voor een schaal van 1:1. komt, hoe moeilijker het is om het beeld scherp te krijgen. In sommige gevallen is het te fotograferen voorwerp zo klein dat het voorste oog van een insect scherp wordt, terwijl het tweede oog enkele millimeters daarachter wazig lijkt.
Ga dan eerst de instellingen van je camera na. Hoe hoger het diafragmagetal, des te groter de scherptediepte. Hierdoor wordt een groter gedeelte van het object scherp. Er valt dan echter wel minder licht op de sensor en daarom zul je de sluitertijd moeten verlagen of de ISO-waarde moeten verhogen – met respectievelijk meer risico op bewegingsonscherpte en ruis.
Perfecte sluitertijd
De juiste sluitertijd bepalen is ook een uit
daging op zich. Vooral wanneer je zonder statief fotografeert. Een handig ezelsbruggetje om foto's uit de hand te kunnen nemen, is om een sluitertijd in te stellen die gelijk is aan of sneller is dan de brandpuntsafstand van je lens.
Dus als je een 100mm macrolens hebt, stel je de sluitertijd in op minimaal 1/100 seconde. Dit kost wel enige oefening en geldt bovendien alleen voor een stilstaand voorwerp. Als een blad een millimeter beweegt tijdens het maken van een macrofoto, wordt het beeld al onscherp. We raden je dan ook aan om met een nog snellere sluitertijd (bijv. 1/250 seconde) te werken, zodat zelfs de kleinste bewegingen niet zichtbaar zijn op beeld. Of pak er een flitser bij om de beweging te ‘bevriezen'.