Actiefoto's
Dieren in actie fotograferen doe je niet zomaar, vooral niet wanneer je een telelens gebruikt. Als je het niet gewend bent, is het namelijk erg lastig om het dier met de camera te volgen. Maar al te snel raak je het dier kwijt uit het zoekerbeeld en het is dan nog niet zo eenvoudig om het weer in beeld te krijgen. Neem bij de keuze van de beelduitsnede wat meer ruimte. Door iets uit te zoomen wordt het veel gemakkelijker om het dier in de zoeker te houden.
Bij dieren in beweging moet je eerst beslissen of je de beweging scherp of juist vervaagd in beeld wilt brengen. Voor haarscherpe foto's waarop alle beweging volledig bevroren wordt, heb je een korte sluitertijd nodig. Gebruik de diafragmavoorkeuzestand ('A'/'Av') en kies het grootste diafragma dat je objectief te bieden heeft. Vervolgens verhoog je de ISOwaarde net zo ver tot je een sluitertijd kunt gebruiken die kort genoeg is om de beweging te bevriezen. Hoe kort die sluitertijd moet zijn, hangt af van je afstand tot het dier, de snelheid van zijn beweging en van de vraag of het dier naar de camera toe beweegt. Een jagende valk heeft al snel een sluitertijd van 1/4000 seconde nodig, terwijl de beweging van een vos met 1/500 seconde al bevroren kan worden.
Wil je de beweging van dieren vervaagd in beeld brengen, dan kies je een kleiner diafragma of haal je de ISO-gevoeligheid omlaag, zodat de sluitertijd langer wordt. De bewegingsonscherpte versterkt de indruk van snelheid, vooral wanneer je een meetrekker maakt, dat wil zeggen, met de camera tijdens het maken van de foto met de beweging van het dier meebeweegt. Het dier wordt dan scherp afgebeeld, terwijl de achtergrond door de beweging van de camera onscherp wordt. Welke sluitertijd dan nodig is, hangt ervanaf hoe snel het dier beweegt, hoe ver weg het is en hoe onscherp de achtergrond moet worden. Soms is een klein beetje onscherpte aan de uiteinden van de vleugel al goed, terwijl het in andere situaties mooi kan zijn om het hele beeld een soort impressionistische onscherpte mee te geven. Zorg ervoor dat de autofocus op het objectief ingeschakeld is en dat in de camera de continue autofocus actief is, zodat het onderwerp tijdens zijn beweging goed gevolgd kan worden.
“Als je het niet gewend bent, is het erg lastig om het dier met de camera te volgen.”