In de dierentuin
Voor veel fotografen is de dierentuin een populaire bestemming voor een dagje uit. Je vindt er dieren uit de meest uiteenlopende klimaten, van ijsberen en pinguïns tot apen en wolven. De dierentuin is daarmee de perfecte locatie voor dierenfoto's. Maar als je de dieren wilt afbeelden alsof ze in vrijheid leven, moet je wel vermijden dat er hekken en tralies op de foto komen. Met de juiste techniek en camera-uitrusting is dat geen probleem.
Vooral zoomlenzen zijn handig. Je kunt de brandpuntsafstand daarvan steeds aanpassen aan datgene wat je wilt fotograferen. Met de combinatie van een lange brandpuntsafstand en een open diafragma (ongeveer f/5.6) wordt het traliewerk op de voorgrond onscherp en nauwelijks meer zichtbaar. De brandpuntsafstand moet minstens 100 millimeter zijn. Nog beter is een objectief met 200 millimeter. Maar hoe groter de brandpuntsafstand, des te groter is het risico op bewogen foto's. Zonder statief moet de sluitertijd daarom niet langer zijn dan de omgekeerde waarde van de brandpuntsafstand (bij 200 millimeter dus 1/200 seconde). Bij ongunstige lichtomstandigheden is het aan te raden om een statief te gebruiken. Zo voorkom je bewegingsonscherpte, maar dat werkt natuurlijk alleen bij dieren die stil blijven zitten.
Informeer naar het dagritme van de dieren. Niet alleen het slaapritme, maar ook de eettijden. De tijdstippen waarop dieren gevoerd worden, staan vaak op de bordjes bij de onderkomens.
Voor dierenfotografie heb je vooral veel geduld nodig. Timing en voorkennis zijn ook belangrijk, maar vormen nog geen garantie voor perfecte foto's. Neem de tijd en laat je niet van de wijs brengen als een foto niet meteen lukt.
"Als je de dieren wilt afbeelden alsof ze in vrijheid leven, moet je wel vermijden dat er hekken en tralies op de foto komen."