Simpele schoonheid
De inspanningen van de Italiaanse ontwikkelingsafdeling blijken niet tevergeefs. Tussen 1949 en 1955, het jaar dat de Topolino uit productie gaat, worden er maar liefst 375.000 stuks aan de man gebracht. En als je een dikke zestig jaar later dan oog in oog staat met zo’n 500 C, begrijp je onmiddellijk het enthousiasme waarmee dit autootje destijds werd begroet. Zoveel functionaliteit in zo’n kleine auto is bewonderswaardig en het laadvolume met neergeklapte achterbank is zelfs verbazingwekkend.
Het instrumentarium is van een simpele schoonheid, zoals eigenlijk alleen Italianen die kunnen creëren. Het dashboard is gewoon van plaatstaal, maar door het gebruik van twee kleuren en een verchroomd sierlijstje, heeft het toch enig cachet. Recht voor je neus zie je de gecombineerde benzine-/oliedrukmeter, rechts van het midden bevindt zich de snelheidsmeter. Die geeft, on-Italiaans bescheiden, een top van 110 km/h aan. De trekknoppen voor onder meer de choke en de bediening van de startmotor, hebben geen opschriften maar modern aandoende symbolen. Uit het schutbord priemt een bonenstaak van een schakelpook het interieur in. Het geheel ziet er zo snoepig uit, dat je het liefst een hap uit het glimmende, chocoladebruine stuur zou nemen. Tot onze verbazing kunnen zelfs volwassenen achterin redelijk zitten.
In de jaren vijftig prijzen autojournalisten de pittige motor, waarmee je binnen 30 seconden de destijds veel gehanteerde kruissnelheid van 80 km/h kunt bereiken. Ondanks die prima prestaties neemt de 500 C slechts muizenslokjes uit de benzinetank, zodat het verbruik tot zo’n 6 liter per 100 km (1 op 16,7) beperkt blijft. Het veercomfort is verbazingwekkend volwassen en het motortje draait bij constante snelheden beschaafd rond. De Topolino trippelt vlot en veilig door de bochten en ook op de hydraulisch bediende remmen valt niets aan te merken. Al met al doet de Topolino in diverse opzichten niet onder voor veel grotere auto’s van zijn tijd. Het is dan ook niet zo vreemd dat de kleine Fiat heel lang meegaat.
Pas na 19 jaar moet het vooroorlogse model wijken. De 500 D maakt dan plaats voor een andere creatie van de geniale Dante Giacosa: de Fiat 600. In zijn oorspronkelijke plannen zou dit een voorwielaandrijver met dwarsgeplaatste motor worden, maar vanwege de hoge kosten worden die plannen door de Fiat-directie verworpen. Zo kreeg Alec Issigonis vier jaar later de primeur met de Mini. De Fiat 600 kreeg een achterin geplaatste, watergekoelde viercilinder en achterwielaandrijving. De 500 Nuova, die in 1957 werd gepresenteerd, had hetzelfde aandrijfconcept, zij het met een luchtgekoelde tweecilinder. Ondanks de sterk afwijkende bouwwijze oogstte ook het nieuwe duo grote verkoopsuccessen. In 1975 ging de 500 Nuova uit productie, maar tien jaar geleden presenteerde Fiat de splinternieuwe retroversie van dit model, dat nog altijd in productie is. Aan de staart van de Topolino lijkt geen eind te komen ...