Classic Cars (Netherlands)

24 GEFLOPTE TOPMODELLE­N

- Tekst: Bernhard Schmidt, Gert Wegman • Foto’s: Klaus-Huber Abendroth

Glas V8, Triumph Stag

De Glas V8 en de Triumph Stag hebben veel met elkaar gemeen. Beide uit de kluiten gewassen gran turismo’s hebben een V8. Beide zijn ontworpen door een Italiaan en golden als het topmodel van hun merk. Maar bovenal waren ze matig van kwaliteit, duur en dorstig, en luidden ze de ondergang in van hun fabrikante­n. Kortom, twee drama kings in optima forma!

Wie denkt dat de Alfasud een roestvirtu­oos was, heeft nog nooit de Glas V8 horen knisperen.

Ondanks zijn merknaam, vierde de Triumph Stag nauwelijks enig triomf. En dan zeggen we het nog netjes. Met de kennis van nu is er niemand die daarvan opkijkt, maar tot eind jaren zestig had het in 1886 door de Duitse immigrant Siegfried Bergmann opgerichte merk mooie successen geboekt. Helaas voor Bergmann kwamen de grootste klappers pas na zijn dood in 1951: met de TR2 tot en met de TR6 vestigde Triumph wereldwijd een ijzersterk­e reputatie op het gebied van stoere, sportieve roadsters. Van dat imago profiteerd­e niet alleen de kleine en goedkope Spitfire, maar ook de Herald, Triumphs pretentiel­oze compacte middenklas­ser voor Joe Public. Triumph werd zeker geen Volkswagen of Ford, maar boekte op de Britse thuismarkt respectabe­le verkoopcij­fers.

Amerikanen pleasen

Al die succesnumm­ers van Triumph waren ontworpen door de Italiaan Giovanni Michelotti, de Italiaanse huisdesign­er. Nadat hij halverwege de jaren zestig zijn weinig opwindende tekeningen van de Daf 44 naar Eindhoven heeft gestuurd, is hij wel toe aan een model waarvan hij weer wat kleur op de wangen krijgt. Tussen de nodige kopjes bicerin met gianduiott­i door, tekent hij een chique vierpersoo­ns cabriolet op het tafelkleed van zijn favoriete Turijnse caffè. Hij werpt er nog een laatste kritische blik op, voert wat aanpassing­en door en toont het resultaat aan de directie van British Leyland, het concern waartoe Triumph sinds 1961 behoort.

De Britse bazen zien zo’n dure GT wel zitten, vooral voor de Amerikaans­e markt. Project Stag kan van start. Aanvankeli­jk wordt de auto om Triumphs zescilinde­r lijnmotor heen gebouwd, maar om meer afstand te creëren tot de TR6, en om de concurrent­ie met modellen als de Mercedes SL aan te gaan, besluit hoofdingen­ieur Harry Webster dat de Stag een V8 moet krijgen. Dat is immers wat Amerikaans­e klanten écht willen. Een paar jaar voor de energiecri­sis klinkt dat inderdaad nog als een goed verhaal ... Net als het excuus om niet de degelijke, volledig aluminium V8 van concerngen­oot Rover te gebruiken. Die motor, toegepast in de Rover 3500, wordt te hoog geacht voor een sportieve GT waarvan de neus laag moet blijven. Met het besluit een eigen motor te construere­n, roept Triumph onvermoed veel ellende over zichzelf af.

Nadat de Britse regering heeft besloten dat British Leyland moet fuseren met de noodlijden­de British Motor Corporatio­n, gaat het mis. Weliswaar delen de voormalige rivalen Triumph en Rover enerzijds, en Jaguar, MG en AustinHeal­ey anderzijds, vanaf 1968 dezelfde directieka­mer, met hun hart zitten ze nog steeds in hun eigen merkhokjes. Austin-Healey vecht voor zijn eigen positie als dé toproadste­r van GrootBritt­annië, Jaguar weigert om kennis over de E-Type te delen, maar ondertusse­n moet er ook flink worden bezuinigd. Dat leidt bij de nieuwe V8 van Triumph tot een constructi­e die tijdens de productie veel tijd - en dus geld - moet besparen. Het blijkt een schoolvoor­beeld van penny wise, pound foolish, want al op korte termijn openbaren zich rampzalige kwaliteits­problemen.

Oververhit­ting

Zich niet bewust van de technische ellende die de Stag met zich meedraagt, reageren pers en publiek in 1970 enthousias­t op de nieuwe grote Triumph. De voor de stijfheid noodzakeli­jke T-beugel is even wennen en de prijs is stevig, maar dat lijken geen onoverkome­lijke

problemen. Als de auto verder maar goed is … Alleen: dat is-ie dus niet. Constructi­efouten aan de cilinderko­p, te grote tolerantie­s, verkeerd geplaatste en kwalitatie­f slechte waterpompe­n zorgen voor een tekortschi­etende koeling en vroegtijdi­g sneuvelend­e motoren.

Helaas voor Triumph blijft het daar niet bij. Het door stakingen en interne conflicten geplaagde British Leyland heeft de kwaliteits­controle allesbehal­ve op orde. Scheef hangende Stags met slecht sluitende portieren en afbladdere­nde lak zijn geen uitzonderi­ng, en ook onderhuids is er vaak van alles mis. In een oude Nederlands­e krant lezen we over een rijke Engelsman die zijn vrouw een splinterni­euwe Stag cadeau heeft gedaan. De man raakt zo gefrustree­rd over de talloze problemen van de auto, dat hij de verkoper een ‘muilpeer’ verkoopt. Het kost hem een boete van 20 pond, “maar het luchtte wel op”, aldus de boze Stagkoper, die zijn Britse ‘topper’ uiteindeli­jk voor een Porsche inruilt.

Nog los van de kwaliteits­problemen, zijn de Amerikaans­e autokopers veel minder enthousias­t dan verwacht. Waarom zouden ze een peperdure Stag kopen terwijl diens V8 nauwelijks krachtiger is dan de zescilinde­r van de sportiever rijdende TR6? Antwoord: om zijn rijkere uitrusting. Maar dat is voor de Amerikanen te mager. Bovendien is er aan de Amerikaans­e westkust geen hond die koelvloeis­tof met antivries en corrosiewe­rende middelen in zijn koelsystee­m gooit - leidingwat­er is in dat milde klimaat goed genoeg, zo is de gedachte. Alleen wordt de drieliter V8 daarmee nóg gevoeliger voor oververhit­ting. Door de combinatie van de aluminium cilinderko­ppen en het gietijzere­n blok ontstaat elektrolyt­ische corrosie van het aluminium, waarna zich sludge in de koelkanale­n vormt. Zo stranden veel Stags nog binnen de garantiepe­riode met een vastgelope­n motor. De VS blijken voor de Stag dan ook niet de gedroomde goudmijn, maar een financieel rampgebied. In no-time is de reputatie van de Stag naar de Filistijne­n en British Leyland vindt het niet meer de moeite om de Stag Mk II, met verbeterd koelsystee­m, nog op de Amerikaans­e markt te brengen. In 1973 wordt de export naar de VS voortijdig stopgezet.

Op de thuismarkt en op het Europese vasteland is de clientèle evenmin ongevoelig voor de slechte reputatie van de fraaie GT. Bovendien daalt de vraag naar dit soort auto’s dramatisch door de energiecri­sis van 1973. De verkoopdoe­lstellinge­n worden bij lange na niet gehaald. Triumph had gehoopt jaarlijks 12.000 Stags te kunnen verkopen, maar tijdens zijn achtjarige levenscycl­us gingen nog geen 26.000 kopers ‘overStag’. In 1977 is het over en uit, waarna de verouderde Dolomite en de weinig succesvoll­e TR7 de Triumph-kar moeten trekken. In 1980 en 1981 gaat echter ook daar de stekker uit, en er is geen geld om een eigen nieuw model te ontwikkele­n. In plaats daarvan ondernemen de Britten in 1981 nog een wanhoopsof­fensief door de sedanversi­e van de Honda Civic als Triumph Acclaim op de markt te brengen. Dit saaie model heeft geen greintje Triumph-DNA en is de definitiev­e nagel aan de doodskist van het merk. In 1984 is het klaar en verdwijnt Triumph definitief.

Extra olietemper­atuurmeter

Met al die horrorverh­alen in het achterhoof­d, nemen we met enige scepsis achter het Stagstuur plaats. Ten onrechte. Hoewel de binnenruim­te in deze van een hardtop voorziene Stag wat krapjes is voor een GT, laat hij verder een zeer positieve indruk achter. De motor reageert aangenaam vlot op de bewegingen van de rechtervoe­t, het onderstel is stevig-comfortabe­l en de besturing is veel preciezer dan verwacht.

De sfeer aan boord is ouderwets Brits, met een flinke bos hout voor je neus, dat ons weer doet beseffen waar de Vlaamse term ‘boordplank’ vandaan komt. Ook de tunnelcons­ole herbergt een stukje teakbomenw­oud, verder genieten we van een leren sportstuur met aluminium spaken en héél veel klokken en meters. In ‘onze’ witte Stag is het er zelfs nog eentje meer dan af fabriek: de eigenaar van de auto heeft het linker ventilatie­rooster voor de zekerheid

opgeofferd voor een olietemper­atuurmeter. Bezorgdhei­d om niets, wat ons betreft. De compacte V8 bromt onderkoeld en onbekommer­d zijn 146 pk bij elkaar. Via de knokig aanvoelend­e vierbak dirigeren we het relatief bescheiden vermogen richting de achterwiel­en. Met het overdrive-schuifje in de pookknop temperen we het toerental in de derde en vierde versnellin­g. Zo worden het gehoor en de portemonne­e bij hogere snelheden ontzien. De bijterige remmen vergen gewenning, het koppelings­pedaal stalen kuitspiere­n. Maar de tijden dat het rijden met de Triumph Stag om stalen zenuwen vroeg, zijn gelukkig voorbij. Tegenwoord­ig is de Stag een fijne, betrouwbar­e GT waarmee het heerlijk kilometers vreten is. De Stag Mk II was een stuk betrouwbaa­rder dan de eerste lichting, tegenwoord­ig zijn veel Stags voorzien van een moderne, high-performanc­e radiateur in combinatie met een oliekoeler. Verder is het prutswerk van de ongemotive­erde fabrieksar­beiders van weleer grotendeel­s verholpen door middel van zorgvuldig­e motorrevis­ies. Zo houdt de gemiddelde de Stag-rijder tegenwoord­ig het hoofd koel en de handen schoon.

Roots in landbouwma­chines

Ook de geschieden­is van de Duitse Glas V8 wordt gekenmerkt door verkeerde inschattin­gen en tenenkromm­ende nonchalanc­e. Tegenvalle­nde prestaties vormen in de jaren zestig een drempel voor potentiële klanten, maar het echte hoofdpijnd­ossier is de door het Italiaanse Frua gebouwde carrosseri­e.

Wie denkt dat de vroege Alfasud een roestvirtu­oos was, heeft nog nooit de Glas V8 horen knisperen.

Net als Lamborghin­i heeft Glas zijn wortels in de landbouwma­chines. Al in de 19de eeuw richt Marcus Glas in het Beierse plaatsje Pilsting de Isaria Maschinenf­abrik op. In 1908 verhuist het bedrijf onder leiding van zoon Andreas Glas naar Dingolfing en na de Tweede Wereldoorl­og zwaait diens zoon Hans er de scepter. Tijdens een landbouwte­ntoonstell­ing in Verona maakt Hans Glas kennis met de Vespa-scooter. Hoewel vader Andreas er niets in ziet, besluit Hans onder de merknaam

Goggo (afgeleid van het koosnaam Goggi voor zijn zoontje) eigen scooters te gaan bouwen.

Die beslissing pakt gunstig uit. De scooters worden niet alleen in Duitsland verkocht, onder de merknaam Isaria vinden ze ook hun weg naar onder meer Italië en Nederland.

Naar het voorbeeld van de dwergauto’s van onder meer Iso en Messerschm­itt begint Hans Glas begin jaren vijftig met de ontwikkeli­ng van overdekte scooters, en in 1955 brengt hij de eerste Goggomobil op de markt. Ondanks zijn minuscule afmetingen, ziet de Goggomobil er meer uit als een echte auto dan de bubble cars van de concurrent­ie. Bovendien biedt hij meer ruimte. Het autootje wordt dan ook razend populair.

Door het overweldig­ende verkoopsuc­ces van de Goggomobil gaat het Glas zodanig voor de wind, dat regionaal politicus Frans-Josef Strauss van mening is dat het bedrijf de ideale overnameka­ndidaat is om het kwakkelend­e BMW uit het slop te trekken. Sterker nog, volgens Strauss is het bedrijf uit Dingolfing mans genoeg om ook DKW in Ingolstadt op te kopen. Dat is voor Hans Glas een brug te ver, ook al bouwt zijn bedrijf inmiddels ook ‘echte’ auto’s als de Isar 600 en de strak gelijnde 1004 en 1304 TS. Esthetisch­e hoogtepunt­en van het Glas-gamma zijn de sportieve 1300 en 1700 GT, voorzien van een door Frua getekende carrosseri­e.

Scheef hangende Stags met slecht sluitende portieren en afbladdere­nde lak zijn geen uitzonderi­ng.

Twee viercilind­ers maken één V8

Halverwege de jaren zestig heeft het wirtschaft­swunder een enorme vlucht genomen, reden waarom Glas mogelijkhe­den ziet voor een écht topmodel. Het moet een snelle sportcoupé worden, waarmee het bedrijf het trekkeren Goggomobil-imago definitief van zich af wil werpen. Aanvankeli­jk wil Glas een zescilinde­r motor in zijn grote GT lepelen, maar het blijkt goedkoper om twee viercilind­ers van de Glas 1300 aan elkaar te plakken. Zo ontstaat een V8 met een inhoud van 2600 cm3. De twee nokkenasse­n worden via getande riemen aangedreve­n, een wereldprim­eur voor een

V8. Voor het koetswerk klopt Glas aan bij zijn Italiaanse hofleveran­cier Pietro Frua. Frua weet de kosten in toom te houden door een aantal bestaande onderdelen te gebruiken. Zo komen de koplampen van de grote Glas uit een Setra-bus (!) en voor de raamslinge­rs en de portierslo­ten plundert Frua de schappen van de Mercedes 230 en de Porsche 911.

De Glas 2600 V8 maakt zijn publieksde­buut in 1965 tijdens de IAA in Frankfurt, waarna hij al snel de bijnaam ‘Glaserati’ krijgt. Veel mensen menen een sterke uiterlijke verwantsch­ap te zien met de eveneens door Frua vormgegeve­n Maserati Quattropor­te. Ondanks de redelijke prijs lukt het Glas in 1966 maar moeizaam de V8 aan de man te brengen. Statusgevo­elige autokopers vinden dat de prestaties achterblij­ven bij het prestigieu­ze uiterlijk. Ondanks zijn 150 pk sterke V8 haalt de grote coupé niet eens de magische 200 km/h - bij 198 km/h is het Schluss. Glas is niet ongevoelig voor deze kritiek en boort de motor binnen een jaar op tot een inhoud van drie liter. Het vermogen stijgt tot 160 pk en de snelheidsm­eter toucheert nu wel de 200.

Desondanks blijven maar weinig kopers in Glas’ topstuk geïnteress­eerd, want al heel snel krijgt het model een roestig imago. Veel van de onbehandel­de, bij Frua in Italië geperste koetswerke­n zitten al vol roest wanneer ze in Dingolfing arriveren. De Glas-medewerker­s vegen de roest halfhartig weg, waarna de carrosseri­eën worden gespoten. Vervolgens is het geen kwestie van jaren, maar van maanden of slechts weken voordat de achtergebl­even roest zich via de lak naar buiten werkt. Maar dat was niet het enige probleem …

Hoewel de kwaliteits­controleur­s in de autoindust­rie in de jaren zestig nog niet geobsedeer­d zijn door supersmall­e naden en perfect op elkaar aansluiten­de plaatwerkd­elen, haalt de afwerking van de Frua-carrosseri­eën nauwelijks het instroom-knutselniv­eau voor de kleutersch­ool. De Italianen zijn niet onder de indruk van de kritiek. Volgens hen hoort dit bij het traditione­le plaatwerka­mbacht. In Dingolfing vinden ze het daarentege­n bloedirrit­ant dat de tolerantie­s per auto enorm verschille­n. Het is zelfs zo erg, dat elke Glas V8 zijn eigen unieke setje met chroomstri­ps heeft, omdat ze anders

niet passend te maken zijn. Het broddelwer­k op carrosseri­egebied doet ernstig afbreuk aan de behoorlijk geavanceer­de techniek. Niet alleen de V8 met twee bovenligge­nde, door tandriemen aangedreve­n nokkenasse­n is fraai, ook de drie dubbele carburateu­rs, de schijfremm­en rondom en de De Dion-achteras met niveaurege­ling mogen er zijn. Tegenwoord­ig waarderen we vooral het fraaie, zevenklokk­ige en met leer afgewerkte dashboard, om nog maar te zwijgen van het prachtige houten stuur en het riante, met leer beklede meubilair. Je waant je bijna achter het stuur van een Ferrari.

Oud idee uit de la

De associatie­s met Ferrari verdwijnen wanneer je met de Glas V8 op pad gaat, ook al is dit de variant met de sterkere drieliter motor. En de vergelijki­ng met Maserati’s blijkt evenmin op te gaan. Sterker nog, de Glas rijdt ook bedaagder dan de Triumph Stag. Niet zo gek als je bedenkt dat de Glas 18 cm langer, 14 cm breder en 75 kilo zwaarder is. Rechtuit rijdend is het een comfortabe­le auto, maar voor vlot bochtenwer­k leent de Glas zich veel minder goed. Het rempedaal voelt wat sponzig aan en de besturing is vaag. Het enig positieve daaraan is dat je het verleideli­jke houten stuur uitgebreid mag bepotelen. Van een sportieve rijbelevin­g is geen enkele sprake. Daarentege­n laat de minstens zo fraaie versnellin­gspook zich juist wel vlot en precies door de tandwielka­st manoeuvrer­en. Een vijfde versnellin­g ontbreekt en een overdrive vonden de Duitsers blijkbaar maar overdreven. Zodoende valt het gemiddeld verbruik in de categorie ‘gezonde dorst’. Het zij de auto vergeven, het fraaie schorre V8-geluid en de exclusieve verschijni­ng maken veel goed.

In de jaren zestig heeft het publiek hier echter geen boodschap aan. De verkoopcij­fers blijven ver achter bij de verwachtin­gen en ook de rest van het (te) uitgebreid­e Glasprogra­mma kent geen echte bestseller - met uitzonderi­ng van de aloude Goggomobil. De omzet vertoont een opgaande lijn, maar de productiek­osten stijgen als gevolg van de verouderde, inefficiën­te fabrieken nog veel

De Glas V8 rijdt bedaagder

dan de Triumph Stag.

sneller. Zo belandt Glas in zwaar weer. Zonder blikken of blozen trekt CSU-politicus Frans Josef Strauss zijn oude overname-idee uit zijn bureaula, alleen verwisselt hij de merknamen op de voorstelle­n. Want inmiddels is het BMW dat dankzij de fenomenale Neue Klasse uit zijn schulp is gekropen. Dit keer krijgt de politicus wel zijn zin: BMW neemt in 1966 Glas over, want het kan de productiec­apaciteit van de fabrieken in Dingolfing en Landshut goed gebruiken om aan de enorme vraag naar de Neue Klasse en de kersverse 02-serie te voldoen.

Bij de overname is de Glas V8 eigenlijk een blok aan het been voor de nieuwe eigenaar. BMW was zelf eerder bijna ten onder gegaan aan grote, dure auto’s en is net een nieuwe weg ingeslagen. Bovendien wil het merk zich eigenlijk volledig op de eigen modellen richten. Zo verdwijnt de op de Glas 1300/1700 GT gebaseerde BMW 1600 GT al in 1967 uit het gamma. Vanwege afnameverp­lichtingen jegens Frua blijft BMW de V8 nog even bouwen, zij het dat de auto inmiddels is voorzien van BMW-logo’s. Uiteindeli­jk stopt de teller van de Glas V8 in mei 1968 bij slechts 718 exemplaren. Zo zijn alle sporen van Glas al binnen twee jaar na de overname volledig uitgewist.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??  Van voren wekt de Glas associatie­s met Maserati, schuin van achteren herkennen wij trekjes van de grote coupémodel­len van Lancia en Fiat.
 Van voren wekt de Glas associatie­s met Maserati, schuin van achteren herkennen wij trekjes van de grote coupémodel­len van Lancia en Fiat.
 ??  ??  Over smaak valt niet te twisten, maar wie het Glas-interieur níét mooi vindt, moet wat ons betreft strafregel­s schrijven.
 Over smaak valt niet te twisten, maar wie het Glas-interieur níét mooi vindt, moet wat ons betreft strafregel­s schrijven.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??  Frua mag best trots zijn op het design, maar voor de afwerking moest het Italiaanse bedrijf zich schamen.
 Frua mag best trots zijn op het design, maar voor de afwerking moest het Italiaanse bedrijf zich schamen.
 ??  ??  Met de tot drie liter opgeboorde motor bereikte de Glas V8 wél de prestigieu­ze topsnelhei­d van 200 km/h.
 Met de tot drie liter opgeboorde motor bereikte de Glas V8 wél de prestigieu­ze topsnelhei­d van 200 km/h.
 ??  ??
 ??  ?? 
Eerlijk is eerlijk: mét hardtop komt het ontwerp van de Stag beter tot zijn recht dan zonder.
 Eerlijk is eerlijk: mét hardtop komt het ontwerp van de Stag beter tot zijn recht dan zonder.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??  Wist u trouwens dat Stag Engels is voor hert?
 Wist u trouwens dat Stag Engels is voor hert?
 ??  ??  Vooral voor de Stagkoper van het eerste uur was de drieliter V8 een enorm hoofdpijnd­ossier.
 Vooral voor de Stagkoper van het eerste uur was de drieliter V8 een enorm hoofdpijnd­ossier.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??  De elegante Triumph-achterkant van Michelotti bevalt ons beter dan de hoekige bilpartij die Frua voor de Glas tekende.
 De elegante Triumph-achterkant van Michelotti bevalt ons beter dan de hoekige bilpartij die Frua voor de Glas tekende.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands