50 YOUNGTIMERS UIT MERCEDES’ ROESTTIJDPERK
Mercedes 500 GE, C 230 K, E 420 Combi
In de jaren negentig bouwde Mercedes in royale porties auto’s die snel, luxe en comfortabel waren. Je had ze in alle soorten en maten, van de C- tot de G-klasse. Destijds waren ze voor de meeste mensen onbetaalbaar, maar daarin is een kwarteeuw later verandering gekomen. Sla je slag voordat het
dure klassiekers worden, maar let ook heel goed op roestvorming.
Iedereen boven de 40 jaar zal het beamen: de jaren negentig lijken nog zó dichtbij, terwijl het decennium al ruim 20 jaar geleden eindigde. Bij auto’s uit die tijd heb je het idee dat je een oude vriend tegenkomt: het is meteen weer vertrouwd. Maar tegelijk vallen je dingen op: die vriend wordt kaal en heeft hier en daar wat rimpeltjes gekregen, en van die strakke buik is ook niet veel meer over. Bij auto’s van 25 jaar oud, krijg je dat gevoel ook. Ze zijn veel minder modern dan je dacht. Dat blijkt ook bij de drie auto’s van Mercedes die we in dit vergelijk bij elkaar brengen: de eerste C-klasse, de meer dan 2 miljoen keer gebouwde E-klasse W210 en de G-klasse Typ 463. Waarbij de laatste gek genoeg het modernst oogt, doordat zijn vormgeving in zijn lange loopbaan (1990 tot 2018) niet wezenlijk is aangepast.
De 500 GE mag dan het minst verouderd lijken, het is nog altijd de exoot van deze drie auto’s. In 1993 was er geen Mercedes die zo exclusief en luxe was. Alleen de beroemde Mercedes S 600 (W140) met twaalf cilinders was toen duurder, maar daar kon je niet met zeven personen in zitten, bovendien had hij geen vierwielaandrijving en kon je geen aanhanger van drie ton meesleuren.
Je zou de 500 GE met gemak voor een eenvoudiger G-klasse kunnen aanzien, maar deze versie is exclusiever dan je denkt. Deze
G-neratie bleef oneindig lang in productie: van 1990 tot 2018. Toch is de 500 GE bijzonder: voor deze met de hand gebouwde AMG stonden maar 500 exemplaren in de planning. Het werden er uiteindelijk zelfs maar 476, wat te wijten was aan de toen al verouderde V8, die op zijn laatste benen liep en nauwelijks in de motorruimte paste. Daardoor moest er een lelijke luchtinlaat op de motorkap worden aangebracht, om ruimte te bieden aan de enorme ‘hapjespan’ die het luchtfilter herbergt.
Alle luxe van de nineties
Hoewel de aluminium achtcilinder niet meer de jongste is, loopt hij nog altijd prachtig. De magie van de G-klasse openbaart zich direct als je gaat rijden. Een vermogen van 240 pk mag tegenwoordig dan niet meer heel indrukwekkend zijn, de V8 heeft kinderspel aan de
De magie van de G-klasse openbaart zich direct als je gaat rijden.
2,5 ton wegende auto. Al wil hij wel 20 liter benzine hebben in ruil voor 100 kilometer rijplezier: 1 op 5 dus … Dat is de prijs die je betaalt voor een uiterst exclusieve auto in een prachtige metallic blauwe lak.
Deze 500 GE heeft de tand des tijds met gemak doorstaan: je hoort niets rammelen of kraken. De demping is verrassend sportief.
Alle luxe van de jaren negentig is aan boord: klimaatregeling, stoelverwarming, een automaat, ABS, cruisecontrol, elektrisch verstelbare stoelen, een schuifdak en een dashboard vol wortelnotenhout. Je merkt aan alles dat er veel uren in zijn gaan zitten om deze auto perfect te maken, zodat je zelfs in het zwaarste terrein nog baadt in luxe. Hoewel je daar een beetje moet oppassen, want vanwege ruimtegebrek heeft deze speciale G-klasse geen differentieel op de vooras. Dat is de enige zwakte die de 500 GE zich permitteert. Verder solliciteert hij samen met de Mercedes S 600 naar de eretitel ‘ultieme Mercedes van de jaren negentig’. Helaas is deze bijzondere G-klasse nooit een koopje geweest, en dat is-ie ook nu niet. Alleen de minder exclusieve versies van de G-klasse, die eind jaren negentig gebouwd werden, zijn nog relatief betaalbaar.
Een W202, zo gek nog niet
Mercedes-liefhebbers met een kleinere beurs hoeven niet te treuren. Als ze bereid zijn een trede te dalen op de exclusiviteitsladder van
Mercedes, dan komen ze daar bijvoorbeeld de C-klasse van de W202-generatie tegen. De opvolger van de inmiddels zeer gewilde 190, is nog niet ontdekt door liefhebbers en dat heeft zijn weerslag op de prijzen. De C-klasse uit 1993 markeerde een nieuwe tijd, Mercedes deed afstand van de klassieke vormgeving waarvan de W124 E-klasse het symbool is. Zelfs in Stuttgart vonden ze het tijd voor verjonging. De uitrusting van de C-klasse was iets beter op orde dan bij de 190, waarbij de basisversie kariger was uitgerust dan de huidige instapversie van de Kia Picanto. In die tijd was het voor een kleine Mercedes heel bijzonder dat hij standaard ABS, één airbag, stuurbekrachtiging en een vijfbak had.
Wie een C-klasse van de eerste generatie wil hebben, heeft heel veel keus, van relatief gewoon tot hyperexclusief. De instapversie heette Classic en had niet eens elektrisch bediende zijruiten. Mensen kochten hem vooral vanwege de ster op de motorkap en het imago. Vervolgens had je de Esprit-versie, voor kopers
Weinig te besteden en toch een Mercedes? Oriënteer je
op de eerste C-klasse.
met een sportieve rijstijl. Het onderstel was verlaagd, terwijl de bekleding uitbundig was. Voor liefhebbers van de klassieke Mercedesluxe begint het pas ergens op de lijken bij de Elegance-uitvoering, waarbij hout in het interieur zijn intrede deed. De Sport-versie had lichtmetalen wielen, sportstoelen en een sportonderstel.
Geen opperversie
De W202 was in veel opzichten beter dan de 190, maar op één punt legde hij het af: het model kende geen uitvoering die echt boven alle andere uitstak. Zo kon je bij de Mercedes 190 kiezen voor de E 2.3 16, met zijn begeerlijke hoogtoerige motor. Bij de C-klasse moest je het doen met de C 280 (zescilinder) en de C 230 Kompressor (viercilinder), die met 193 pk precies evenveel vermogen hadden. Misschien komt het gebrek aan uitstraling ook doordat opzichtig spoilerwerk ontbreekt bij deze versies.
Een zescilinder C 280 van de eerste generatie had prima in dit vergelijk gepast, maar wij gaan voor de viercilinder met compressor, die standaard als Sport-versie verscheen. Optioneel kon je kiezen voor AMG-wielen en carbon delen in het dashboard. De ruitjesbekleding – Mercedes-evangelisten spreken over ‘karo’ – is een ode aan de klassieke 300 SL met zijn vleugeldeuren.
Sport staat bij de C 230 K vooral voor snelheid. Voor het mooie geluid of toerenorgies hoef je deze motor niet te kiezen. Een mechanische compressor stond in de jaren negentig bekend als vooroorlogs, al was Mercedes er apetrots op. Het woord Kompressor prijkt dan ook prominent op de kofferklep. De C 230 K is krachtig, maar vooral ook comfortabel. Hij biedt daadwerkelijk plek aan vier personen, wat je van zijn voorganger niet kon zeggen. De W202 schurkte zelfs al een beetje tegen de E-klasse aan. Jammer is dat Mercedes in de jaren negentig ging besparen op kwaliteit: de knoppen voelen niet meer zo degelijk aan als voorheen.
Laat je niet afschrikken door het Sportopschrift, de C 230 K is comfortabeler dan de G-klasse. Wat dat betreft is het een ideale youngtimer voor woon-werkverkeer. De viercilinder motor met compressor werd niet extreem veel verkocht in Nederland, maar is wel betrouwbaar. Bovendien ben je tien keer zo weinig kwijt als voor een G-klasse. Liefhebbers die niet te veel willen uitgeven voor een youngtimer, zijn aan het goede adres bij de W202. Het aanbod is groot en voor een goede auto betaal je niet de hoofdprijs. Nog niet …
Een echte roestbak
Niet elke Mercedes geniet een onkreukbare reputatie. Vooral bij de W210 E-klasse fronsen liefhebbers van het merk hun wenkbrauwen:
deze auto staat bekend om zijn roestproblemen. Bovendien is het design nog altijd niet onomstreden, met zijn vier ronde koplampen. Door het afwijkende ontwerp en de veelvoorkomende roest, komt een W210 in slechte staat in aanmerking voor de titel ‘meest treurig ogende Mercedes aller tijden’. Dat zelfs een achtcilinder E 420 Combi nog altijd geen liefhebbersauto is, is een teken aan de wand. Ook deze E-klasse heeft last van dof uitgeslagen plastic koplampen en lelijke plekken rond de wielkuipen, de portiergrepen en de kofferklep.
Dat doet niets af aan de kwaliteiten van de V8 met zijn dubbele nokkenassen. De M119motor in deze E 420 kennen we nog uit de W124. Je hoort de 32-klepper nauwelijks en hij brengt zijn vermogen ongekend soepel naar de achterwielen. Helaas werd hij al in 1997 vervangen door de M113-motor met drie kleppen per cilinder.
Nota bene heeft deze Combi de sportiefste motor van de drie Mercedessen die we bij elkaar hebben gebracht. In combinatie met een handbak was dit misschien wel de eerste stationwagon die reed als een gran turismo.
Wij hebben een versie met vijftraps automaat, waarbij de nadruk iets meer op comfort ligt dan bij de handbak. De V8 van de W210 is snel en stil, precies zoals je wilt. Verder is deze E bijna net zo ruim als een S-klasse en heeft hij een tweede achterbank. Zo ontstaat een zevenzitter waarmee je met 240 km/h over de autobahn kunt blazen.
Vervelende boekhouders
Bij de W210 ontkom je niet aan het bespreken van zijn zwakke punten en die zijn er in overvloed. Mercedes ging in deze periode op de spaartoer en dat had desastreuze gevolgen. De ontwikkelingskosten werden in vergelijking met voorganger W124 met 30 procent teruggeschroefd. Dat merk je meteen: de hendel van de automaat moet zich door een plastic schakelpatroon worstelen en als je over hobbels rijdt, hoor je het onderstel kraken. Zelfs de vertrouwde oliedrukmeter ontbreekt.
Als je dan ook nog weet dat de E 420 Combi net zoveel kostte als een S-klasse en niet eens standaard leren bekleding had, vraag je je af wie in hemelsnaam zo gek was om deze auto aan te schaffen in de jaren negentig. Mensen die een S-klasse te veel van het goede vonden of toch heel graag op topsnelheid naar de bouwmarkt wilden scheuren? Er is één heel groot voordeel aan de W210: hij is nog altijd goedkoop en uiteraard zijn er ook best goede exemplaren te vinden. Wil je een grote Mercedes voor weinig geld, dan heb je bij deze E-klasse een aardige kans van slagen. Maar laat een exemplaar dat roest vooral staan.