STIJLVOLLE COUPÉS
Alfa Romeo 2600 SZ, Mercedes 280 SL ‘Pagode’
De door Zagato ontworpen hyperexclusieve Alfa Romeo 2600 SZ had een afwijkende, bijna provocerende vormgeving. Vergeleken met deze woeste Italiaan, is de Mercedes 280 SL ‘Pagode’ vooral ingetogen.
Wie van klassieke sportauto’s houdt, zal vast wel eens dromen van het begin van de jaren zestig. Het waren de hoogtijdagen van de automobiel. In WestEuropa en in de Verenigde Staten bloeide de economie, steeds meer mensen konden zich een auto permitteren. Automerken verdienden genoeg geld om af en toe eens uit de band te springen en dus kwam de ene sportwagen na de andere op de markt. Binnen drie jaar verschenen de Jaguar E-Type (1961), de Chevrolet Corvette Stingray en de Lotus Elan (1962), en de Alpine A110, de Maserati Mistral en de Porsche 911 (1963). Zes auto’s die allemaal tot de canon der sportwagens zijn gaan behoren. Het ene merk ontwierp zijn auto’s in eigen huis, het andere huurde een designbureau in. Vooral in Italië kregen jonge, ambitieuze ontwerpers riante budgetten om hun droomwagens te tekenen.
Zelfs Alfisti kennen de SZ niet
We kunnen nog wel even doorgaan met ons rijtje sportwagens. Bij de Aston Martin DB5 en de Ferrari 250 GTO werd het design van hun voorgangers verder geperfectioneerd.
Lamborghini kwam met zijn eerste auto, Bertone creëerde een aantal beeldschone modellen voor Alfa Romeo en laten we ook de Iso Rivolta niet vergeten. En dan hebben we nog de twee auto’s die in deze reportage centraal staan: de Alfa Romeo 2600 SZ en de Mercedes-Benz 280 SL, die van elkaar verschillen als de Noord- en de Zuidpool.
De Mercedes SL had de bijnaam Pagode vanwege de slanke hardtop met naar binnen gebogen dakpaneel. Van de SL werden 50.000 stuks gebouwd, wat voor een sportwagen erg veel is. Mercedes verwierf in deze jaren een sterke reputatie als bouwer van betrouwbare sportwagens, die je prima kon gebruiken voor je dagelijkse kilometers.
Nee, dan de Alfa Romeo 2600 SZ. Daarvan werden maar 105 exemplaren gebouwd, allemaal met de hand. De SZ was voor die tijd onbetaalbaar en sneeuwde een beetje onder in al het sportwagennieuws van die jaren. Geen wonder dat eigenlijk niemand hem nog kent. Zelfs Alfisti kunnen hem lang niet altijd thuisbrengen. Met zijn wat norse blik breekt de Alfa Romeo met alle stijlconventies. Hij lijkt in de verste verte niet op de vierdeurs
Het oorspronkelijke ontwerp van de
2600 SZ was nóg extremer.
2600 Berlina, niet op de bij Touring gebouwde Spider en evenmin op de door Bertone ontworpen 2600 Sprint Coupé. De grille en de vorm van de koplampen zijn bij de SZ totaal anders – bij Alfa Romeo waren dubbele ronde koplampen destijds in de mode.
Ercole Spada
Weer een andere designstudio, Zagato, zit achter het ontwerp van de 2600 SZ. Het moest een luxe versie worden van de TZ’s die op basis van de Giulietta en Giulia waren gebouwd. De carrosserie van de 2600 SZ heeft nauwelijks randen en hoeken, hij lijkt in vloeibare vorm over de techniek gedrapeerd te zijn.
Zelfs de grote voorruit heeft ronde vormen De jonge ontwerper Ercole Spada was sinds 1959 verantwoordelijk voor de huisstijl van Zagato en waagde zich aan een nieuw Alfa-gezicht, waarbij de grille veel breder is en tevens in z’n geheel als luchtrooster dient. De rechthoekige koplampen werden geleend van de Renault 16 en kregen verchroomde randen. In het oorspronkelijke ontwerp van Spada was plexiglas voor de koplampen geplaatst. Het uiterlijk van het productiemodel is minder spannend dan wat Spada eigenlijk in gedachten had, en dat ligt niet alleen aan de koplampunits. Ook aan Spada’s belangrijkste innovatie bij Zagato, de aerodynamische achterkant, werd gemorreld.
De panoramische achterruit mondt niet uit in een abrupt eindigende achterkant (coda tronca of Kammback), zoals bij de Giulia TZ die hij ook ontwierp. Bij de SZ is de achterkant juist vrij braaf. Toch zie je zelfs bij slecht weer dat dit een door Zagato getekende auto is: rank en slank, maar wel met een prominente neus. De 2600 SZ provoceert zoals vrijwel geen enkele andere Alfa Romeo dat doet.
Dubbelnokker
Als rijdersauto is de Alfa Romeo veel minder omstreden. Sterker nog: elke kilometer is een genot. Zijn 2,6-liter zescilinder – gecombineerd met een handgeschakelde vijfbak – is zo krachtig dat je je afvraagt hoe Alfa Romeo hem ooit onder de laag geplaatste motorkap heeft gekregen. De motor is gemaakt van lichtmetaal en heeft twee bovenliggende nokkenassen, een crossflow-cilinderkop en halfbolvormige verbrandingsruimten. Hij is, geheel in Alfa Romeo-traditie, temperamentvol bij hoge toerentallen. Bij 5000 tpm komt er pas écht leven in, waarna de opgegeven prestaties (topsnelheid 210 km/h, 0-100 km/h in 9 seconden) gevoelsmatig op voorzichtige schattingen berusten. De bestuurder zit laag achter het grote stuur, aan de vormgeving van de instrumenten zie je de sportieve roots. Toch is de 2600 SZ eerder een gran turismo dan
een getemde racewagen. Anders dan andere Zagato-modellen, heeft hij een stalen carrosserie. Hij weegt 1250 kilo. Naar de huidige maatstaven is dat weinig, toch is het bijna twee keer zoveel als de Giulia GT met 1,6-liter viercilinder. Vergeleken met de Mercedes is de Alfa Romeo echter nog altijd een lichtgewicht.
Toch zie je aan de Pagode-SL niet dat hij bijna anderhalve ton weegt. Integendeel: de auto ziet er verbluffend slank uit voor een Mercedes. De Pagode lijkt eerder een verre voorvader van de SLK dan van de SL. Achter de voorstoelen is zelfs nog ruimte voor twee noodzitjes, waarmee de SL tegen meerprijs kon worden uitgerust. Met een hardtop is de SL een lichte, elegante coupé die niet te opzichtig is vormgegeven. Het is een typische Mercedes uit die tijd: de beste autobouwer van Duitsland wilde niet te veel pretenties hebben. De Pagode-SL paste precies in de filosofie van Paul Bracq, die de SL ontwierp. Zijn prachtige ingetogen ontwerpen zouden pas weer in de jaren tachtig geëvenaard worden, toen Bruno Sacco de designafdeling van Mercedes leidde.
De SL is stoïcijns
De basistechniek van de SL werd geleend van de grote W111-limousine. Mercedes deed er alles aan om ook de compacte, dynamische cabriolet zoveel mogelijk van het hoge comforten veiligheidsniveau mee te geven. De SL waarmee wij rijden, is voorzien van de vanaf 1967 gebouwde 2,8-liter zescilinder lijnmotor. De auto is in perfecte staat en heeft al een
Paul Bracq, die de Mercedes SL ontwierp, was wars van protserigheid.
hele wereldreis achter de rug: hij werd nieuw verkocht in Connecticut en is een van de best bewaarde exemplaren van de Pagode. De tweezitter heeft alle originele specificaties uit 1969 nog, met de banden met witte zijwangen en een Becker Europa-autoradio.
Het interieur van de Mercedes ziet er hoogwaardiger en luxueuzer uit dan dat van de Alfa. Dat is niet zo gek, want in zijn tijd was de Pagode-SL al een heel dure auto. Hij was bijna net zo kostbaar als een Porsche 911, maar vergeleken met de Alfa Romeo nog altijd een koopje. Daarbij ging Mercedes geen uitdaging uit de weg: dankzij de bekrachtigde kogelkringloopbesturing en de viertraps automaat was de SL een snelle, maar ook comfortabele sportwagen. Voor een communicatieve besturing kon je beter bij een ander merk gaan kijken. De SL biedt eerder het typische Mercedes-comfort uit de jaren zestig, wat op lange snelwegetappes zeer welkom is. Zoek je een mooie weg met bochten op, dan beleef je minder stuurplezier. Omdat de vermogensopbouw van de snelle SL lineair is, ontbreekt bovendien elke vorm van spektakel.
De Alfa Romeo voelt sneller aan en speelt door zijn heerlijk klinkende motor meer in op de emoties. Toch houdt de Mercedes hem gemakkelijk bij. Het tekent het karakter van beide auto’s: de SZ is temperamentvol, de SL vooral evenwichtig. Deze Mercedes ontbeert de protserigheid die de mensen wel eens met het merk associëren. Hij is eerder elegant en daardoor wordt hij in brede kringen gewaardeerd als klassieker.
De Alfa Romeo 2600 SZ schuwt de provocatie niet. Er zijn zo weinig exemplaren van gemaakt – laat staan bewaard gebleven – dat hij zich begeeft in een zeer exclusieve prijsklasse, waar alleen liefhebbers met erg diepe zakken iets te zoeken hebben. Restauratie van beide auto’s is een kwestie van geduld: bij Mercedes komt dat door de gecompliceerde techniek, bij Alfa Romeo doordat geen twee exemplaren van de met de hand gemaakte sportauto precies hetzelfde zijn. Je kunt het ook positief zien: echte kunstwerken laten zich niet reproduceren.
Echte kunstwerken laten zich niet reproduceren.