PEUGEOT 304 CABRIOLET
In onze hang naar nostalgie vergeten we weleens dat veel auto’s vroeger sneller roestten dan ze reden. Zo ook de ‘prima’ Peugeot 304 Cabriolet die Lambert en Marion Cremers van een Rotterdams echtpaar overnamen. De vraagprijs van 1000 gulden vond Lambert veel te gortig. Twee enkeltjes Maasstad was goed betaald ...
Als u zich kan rekenen tot de niet meer zó piepjonge lezer, dan weet u het vast nog wel. Wanneer je in het pre-internettijdperk op zoek was naar een andere auto, speurde je de kleine advertenties in de zaterdageditie van de grootste krant van Nederland af. Dat is ook het recept van Lambert Cremers, als hij in 1980 de blauwe Peugeot 304 Cabriolet van zijn vrouw Marion wil opknappen. Lambert heeft die auto al een keer onder handen genomen, maar er begint nu wel érg veel aan te mankeren. Het plan is dat Lambert van twee matige Cabrio’s één goede gaat maken.
Op een zaterdagochtend in 1981 lijkt de ideale kandidaat zich aan te dienen. In Rotterdam staat een tien jaar oude 304 Cabriolet te koop met een bescheiden kilometerstand. Volgens de particuliere adverteerder is de Peugeot in een prima conditie, en de vraagprijs bedraagt een bescheiden duizend gulden. Toch gaat Lambert niet meteen vanuit zijn woonplaats Reuver naar de Maasstad. In plaats daarvan nodigt hij de verkopende partij uit om naar hem toe te komen, zodat hij de 304 Cabriolet op de brug van zijn eigen autoschadebedrijf kan inspecteren. Een slimme zet, want de apk bestaat nog niet en er rijden talloze potentiële ‘Miskopen van de Maand’ rond waarbij Wim Bosboom van het tvprogramma Koning Klant zijn vingers aflikt.
Addertje
Wanneer de Rotterdammers in Reuver arriveren, reageert Lambert aanvankelijk enthousiast. De auto ziet er op het eerste gezicht netjes uit en de eigenaren zijn keurige mensen. Maar van dichtbij ontdekt Lambert veel roestblaren en hij krijgt het donkerbruine vermoeden dat er een addertje onder de grasgroene lak schuilgaat. Wanneer hij de 304 Cabriolet op de brug zet, blijkt het niet om een addertje te gaan, maar om een kronkelende cobra die nog donkerbruiner is dan Lamberts angstige vermoeden.
De Peugeot is één bonk roest en tijdens de inspectie zinkt de moed Lambert steeds verder in de werkschoenen. Op veel plekken prikt hij met een schroevendraaier dwars door het plaatwerk heen en de voetenbak is zó gaar dat Lamberts blote vingers als sloopwerktuigen kunnen dienen. Bij elke nieuwe rotte plek dingt Lambert een paar honderd gulden van de vraagprijs af, maar uiteindelijk wil hij hem niet meer kopen. Ondertussen ziet het Rotterdamse stel aardig bleek om de neus en Lambert houdt hun voor dat het levensgevaarlijk is om nog met deze Fred Flintstone-auto terug naar Rotterdam te rijden. “Ik zei: ‘weet je wat, ik geef je twee enkeltjes Rotterdam, voor mijn part eerste klas.’ Na wat vijven en zessen gingen ze daarmee akkoord.”
Lichtpuntjes
Hoewel de 304 Cabriolet dus een koopje is, springen Lambert en Marion niet direct een gat in de lucht met hun aankoop. “Bijna alles was slecht, de bodem, de dorpels, de kokerbalken, de binnen- en buitenschermen, ja wat niet …” Lambert maakt een begin met het demonteren van het plaatwerk, maar na twee dagen ziet hij het eigenlijk al niet meer zitten. Dat hij zijn gereedschap niet verruilt voor een stoffer en blik om de ellende bij elkaar te vegen en weg te gooien, komt door de lasser met wie Lambert veel samenwerkt. Hij is minder pessimistisch en beweert dat alles goed gaat komen. Bovendien is de techniek van het cabriootje kerngezond. Bij de blauwe 304 in het gezin Cremers is dat een ander verhaal en dus gaat Lambert verder. “Vrolijk zou ik niet willen zeggen, af en toe vroeg ik me echt af waaraan ik begonnen was.”
Toch zijn er ook lichtpuntjes. Zo is de auto nog helemaal compleet. “Alleen was het jammer dat je 95 procent meteen kon weggooien”, zegt Lambert er lachend achteraan. De enige uitzonderingen zijn de motorkap, de achterklep en de wieldeksels, maar ja, die laatste zijn dan ook
gemaakt van roestvast staal ... Dat de carrosserie van een elf jaar oude auto al rijp is voor de sloop, is natuurlijk slecht nieuws, maar het heeft ook een keerzijde. Zo kan Lambert in 1981 al het plaatwerk nog nieuw bij de dealer bestellen. De bumpers, de koplampen en de achterlichten zijn nog wel bruikbaar. Toch besluit Lambert ze meteen ‘mee te nemen’. “Ik dacht maar zo, dan ben ik er de eerste tien, twintig jaar mooi vanaf. Achteraf is dit inderdaad een slimme zet geweest, want de verkrijgbaarheid van nieuwe carrosseriedelen gaat daarna snel achteruit.
Aangezien Lambert het restauratiewerk voornamelijk in de avonduren uitvoert, kost het hele project hem een jaar of drie. Wanneer de carrosserie helemaal klaar is, spuit hij hem in de originele kleur groen. Ter afronding behandelt hij alle holle ruimten en kwetsbare plekken met twee, drie lagen tectyl. “Anders moest ik alles binnen een paar jaar weer overdoen.”
Pininfarina
Uit het voorgaande zou je bijna denken dat Peugeot er in de jaren zeventig met de pet naar gooide. Dat geldt misschien voor de roestwerende maatregelen aan de 304, maar in de ontwerpfase hadden de Fransen niet op een paar francs gekeken. Het design was uitbesteed aan het prestigieuze Pininfarina, dat ook de 404 en de 504 Coupé en Cabriolet voor zijn rekening had genomen. De 304 sedan ziet in 1969 het levenslicht op de Salon van Parijs en moet het gat tussen de 204 en de 404 opvullen. Zo wil Peugeot een alternatief bieden voor de Simca 1300/1500 en auto’s als de Audi 80 en Fiat 124.
Technisch speelt de 304 leentjebuur bij de uit 1965 stammende 204. Dat is niets om zich voor te schamen, want de 204 heeft al moderniteiten aan boord zoals voorwielaandrijving en een dwarsgeplaatste, volledig aluminium motor. De wielbasis van de 304 is eveneens gelijk aan die van de 204, maar door een langere overhang aan de achterzijde en een aangepaste daklijn, biedt hij meer passagiers- en bagageruimte. De viercilinder uit de 204 is voor de gelegenheid opgeboord van 1130 naar 1288 cm3 en krijgt een vermogen van 65 in plaats van 53 pk.
Met zijn strakke neus en zijn hoekige koplampen in aquariumformaat, haakt de 304 aan bij de grote 504, en de gedeelde achterlichten op de kaarsrechte bips doen weer denken aan de driedelige units van de 504 Coupé en Cabriolet. De vijfdeurs Break oogt veel minder elegant dan de sedan, maar het fraaist zijn ongetwijfeld de 304 Coupé en Cabriolet die Peugeot in 1970 presenteert. Het tweetal rondt niet alleen het 304-gamma af, het vervangt ook de vrijwel even grote coupé- en cabrioversie van de 204. De compacte sportievelingen zijn 38 centimeter korter dan de 4,14 meter lange 304 sedan en de wielbasis is met 28 centimeter gekrompen (2,31 vs. 2,59 meter). Ze hebben dezelfde moderne neus als de sedan en ook de motor en het dashboard komen overeen. Hierdoor beschikken ook de ‘sportievelingen’ over een bescheiden vermogen en een opvallend smal, brievenbus-achtig instrumentarium, ingebed in imitatiehout. Maar na de A-stijl lijken de Coupé en de Cabriolet in niets op de vierdeurs 304; tot en met de achterlichten is alles anders. Met de komst van de S-versie in 1972, kan de klant ook kiezen voor een 75 pk sterke motor. Die 10 extra pk’s heeft Peugeot bereikt door de cilinderinhoud met twee hele cc’s te vergroten, aangevuld met grotere inlaatkleppen, een dubbele Solexcarburateur en een gewijzigd uitlaatspruitstuk.
Even aanduwen
Hoewel de originele Nederlandse nummerplaat aangeeft dat de 304 van Marion en Lambert uit 1972 zou stammen, vermeldt het kentekenbewijs 1970 als bouwjaar. De auto heeft dan
“De auto was helemaal compleet, alleen kon je 95 procent meteen weggooien.”
ook de standaardmotor met 65 pk en daaraan is nooit iets gereviseerd, en ook de koppeling en de versnellingsbak zijn nog origineel. Alle technische werkzaamheden besteedt Lambert uit: “Daar weet ik niks van en het interesseert me ook niet. Voordat we ermee gaan rijden, check ik het oliepeil, maar dat is het ook wel.” Wanneer we naar de fotolocatie willen vertrekken, en de 304 niet meteen wil starten, duwt hij de auto even aan, alvorens een tweede startpoging te wagen. “Waarschijnlijk grijpen het rondsel van de startmotor en de startkrans van het vliegwiel niet goed in elkaar, maar na even wiebelen, doet-ie het altijd wel.”
We fronsen de wenkbrauwen, maar Lamberts routineuze duwtje doet inderdaad wonderen. De startmotor draait vlot rond en twee seconden later voert het motorgeluid me in gedachten terug naar de 204’s en 304 waarin de vader van mijn jeugdvriendje Jan jaren rondreed. Het klinkt een beetje hees, maar tegelijkertijd zit er een fluittoontje in. En terwijl Jans vader al apetrots was op het schuifdak van zijn Peugeots – met het typische oranje of groene plexiglas windscherm – is de volledig neerklapbare canvas kap bij de 304 Cabriolet natuurlijk dé traktatie waar het om draait. Hoewel het openen en sluiten nog gewoon handwerk vereist, gaat het best vlot. Wat Pininfarina goed voor elkaar had bij deze en alle andere open Peugeots, was de perfect verstopte kap. Geen lelijke bult van opgevouwen canvas die de lijnen van de auto verstoort. De auto is allesbehalve snel, maar hij reageert verrassend gretig op het gaspedaal, het schakelen gaat soepel en ondanks de korte wielbasis valt het veercomfort niet tegen.
De kap is in een uitstekende staat, maar die dateert dan ook van ná de restauratie. Marion: “Een jaar of tien geleden gingen we er meer mee rijden en merkten we al snel dat het dak slecht begon te worden. Bij een regenbui werd je binnen net zo nat als buiten.” Daarom kwam er een nieuwe kap, werden de stoelen van verse skai bekleding voorzien en werd de vloerbedekking vervangen.
Handdoeken
De laatste jaren rijden de Cremertjes zo’n vijfduizend kilometer per jaar. Meestal gaan ze naar Duitsland, een reis naar Normandië staat nog op het verlanglijstje. “Dat gaat prima, want de auto heeft een grote kofferbak. Een tijdje geleden hebben we er een nieuwe radiateur en een handbediende radiateurventilator in laten zetten. Vooral in stadsverkeer ging de motor regelmatig richting kookpunt.” Dat hun cabrio soms een steekje laat vallen, vinden Lambert en Marion niet erg. “Zo lekken de ruitrubbers een beetje, maar daarvoor hebben we altijd een setje handdoeken bij ons. Dat is de charme van zo’n oude auto, we hebben niks met die moderne cabrio’s met stoelverwarming en een windschot. Als het koud is, doen we wel een dikke jas aan!”
Echt technisch malheur heeft de 304 trouwens niet vertoond in de 40 jaar dat de auto bij Lambert en Marion is. “We hebben in Duitsland wel een keer de halve dag koffie zitten drinken bij een garage omdat de auto bij het remmen veel lawaai maakte. Versleten remblokken waren de boosdoeners. Toen we bij de garage aankwamen, hebben de jongens van de werkplaats ons met wat improviseren weer op weg geholpen.” Het ligt niet altijd aan de auto dat de Cremers hun reisjes tijdelijk moeten onderbreken. Tijdens een toerrit door eigen land, begon de motor te stinken. Lambert: “Was ik vergeten na het olie bijvullen om de dop er weer op te draaien. De hele motorruimte en de binnenkant van de motorkap onder de olie.” Het kon en kan de pret niet drukken. “Elke rit is weer genieten met dit autootje. Ook andere mensen vinden hem prachtig, zeker onze kleinzoon. Die is door het dolle heen als hij op het noodzitje achterin mee mag. Ook al wordt hij meestal binnen tien minuten in slaap gesust door de zoemende motor en het briesje in z’n gezicht …”
De auto is allesbehalve snel, maar hij reageert verrassend gretig op het
gaspedaal.