DONKERVOORT D10
Met de Donkervoort D10 vierde Joop Donkervoort in 1988 de tiende verjaardag van zijn automerk. De unieke sportwagen is echter meer dan een sigaar uit eigen doos: de D10 werd het begin van het echte werk.
Het verhaal van de Donkervoort D10 begint al in de jaren vijftig met de Brit Colin Chapman. Chapman was ingenieur en de oprichter van het Britse sportwagenmerk Lotus. Hij had de overtuiging dat niet een uitzinnig vermogen, maar juist een laag gewicht tot de beste prestaties zou leiden. Dit bracht hij bij Lotus in de praktijk door relatief eenvoudige motoren in lichtgewicht auto’s te bouwen, een principe dat het Britse merk nog altijd huldigt. In 1957 leidde Chapmans mantra tot de Lotus Seven, die veel techniek uit de formuleracerij meekreeg, waarin het merk zo succesvol was. De Seven werd een succes en werd van 1957 tot 1973 door Lotus aangeboden – als kant-en-klare auto of als zelf te bouwen kitcar.
Nadat Lotus in 1973 stopte met de Seven, kocht het eveneens Britse Caterham de rechten van het ontwerp en ging het verder met de productie onder de naam Caterham Seven. Weer vijf jaar later dacht Joop Donkervoort de auto naar Nederland te halen. Dat had gezien de wettelijk noodzakelijke aanpassingen zo veel voeten in de aarde, dat Donkervoort besloot om voor de volledig aangepaste auto een nieuw merk op te richten. Donkervoort was geboren.
Van S naar D
De eerste Donkervoorts kregen een S in de typeaanduiding, als verwijzing naar de originele Lotus en Caterham Seven. De auto’s waren nog altijd licht, gebruikten techniek en vormgeving uit de formulesport en hadden lichte Fordmotoren onder de kap. Hoogstandjes zoals de multilink-voorwielophanging en de volledig vlakke onderzijde kwamen uit de koker van Chapman. Het begon voor Donkervoort met de S7 (1978-1984). Het eerste model leende niet alleen de motor en wat losse onderdelen van
Ford, maar de hele achterwielophanging kwam uit de Ford Escort. De S8 (1985-1989) was een serieuze doorontwikkeling van de S7. De auto werd voor verbreed, kreeg een tweeliter Fordmotor met 120 pk (in plaats van de 90 pk-sterke 1.6) en werd voorzien van een krachtiger remsysteem en twee aluminium brandstoftanks. De S8A werd later in 1985 aan het gamma toegevoegd. Hij had een nieuwe achterwielophanging en was breder en lichter – dankzij aluminium plaatwerk. De tweeliter werd gekoppeld aan een vijfversnellingsbak (in plaats van een vierbak) en het design van de motorkap, de deuren en de neus werd aangepast.
Inhaalactie
Toen Donkervoort in 1988 het tienjarige feestje van zijn merk wilde vieren met een speciale uitvoering van de toenmalige S8A, bleek dit een grotere oefening te worden dan gedacht. Zo werd de D10 – die als feestauto was bedoeld – onverwacht een geheel nieuwe Donkervoort.
Een van de grote aanpassingen betrof de motor. Nieuwe milieuwetgeving zorgde ervoor dat de vaste motorleverancier Ford overstapte op een motor met katalysator. Dat betekende zo’n stap terug in vermogen, dat Donkervoort overging tot een aantal tamelijk drastische maatregelen. Niet alleen werd de inhoud van de viercilinder vergroot tot 2,2 liter, ook werd een Garrett T3 turbo met intercooler gemonteerd. Nieuwe zuigers (van Cosworth) en een nieuw injectiesysteem verhoogden de output van de motor tot 190 pk. Destijds sowieso al een serieus vermogen, maar in combinatie met het vlieggewicht van 650 kilo, creëerde Donkervoort met de D10 een beest.
Het bleef niet bij de motor. Ook het chassis kreeg een grotere upgrade dan voor een speciale