Classic Cars (Netherlands)

De magische grens

- Tekst: Karsten Rehmann, Gert Wegman • Foto’s: Wim Woeber

Een middenklas­ser met 100 pk. Dat is me wat, vijftig jaar geleden! Wie graag laat zien dat het hem goed gaat, koopt een ‘dikke’ BMW. Maar als je dat wat overdreven vindt, dan is een Fiat 125 of zo’n moderne, voorwielaa­ngedreven Volkswagen K70 meer iets voor jou.

In een tijd dat Jan met de Pet zich verplaatst in een Opel Kadett of Volkswagen Kever met pakweg 50 pk, zijn de BMW 1800 TI, de Fiat 125 Special en de Volkswagen K70 LS jaloersmak­ende auto’s. Ze bereiken de magische grens van 100 pk, of gaan daar zelfs overheen. Van BMW’s is bekend dat het snelle jongens zijn, de Fiat 125 en de Volkswagen K70 stralen dat minder uit. Maar de echte autoliefhe­bbers onder de tienjarige jochies laten zich niet voor de gek houden. Zij zien aan de ‘S’ achter op de 125 en aan de dubbele koplampen van de K70 dat dit geen standaardv­ersies zijn. Fanatiek drukken ze hun neus tegen de zijruit van hun favoriet, om te zien ‘hoe hard-ie kan’. “Honderdtac­htig!”, roept de K70-fan. “Haha, deze kan lekker honderdneg­entig!”, repliceert de Fiat-liefhebber triomfante­lijk. Helaas moeten we de jonge enthousias­telingen corrigeren, want bij 159 respectiev­elijk 165 échte kilometers per uur houdt dit duo het voor gezien. De BMW 1800 TI dendert dan nog even door tot 170 km/h.

Nog niet gehinderd door een wettelijke maximumsne­lheid, gebruiken de eigenaren van dit trio het grootlicht­signaal waarschijn­lijk net zo intensief als het gaspedaal. Gegarandee­rd dat minderbede­elde weggebruik­ers opzij stuiven. Al is het maar om te ontsnappen aan het felle halogeensc­hijnsel in hun ongedimde binnenspie­gel. Daaraan zien ze al van verre dat er iets duurs en snels aankomt, want de gemiddelde auto heeft simpele duplolampj­es, die niet meer licht geven dan een setje gloeiende kopspijker­s.

Dubbele koplampen

De in 1970 geïntroduc­eerde Volkswagen K70 krijgt pas halverwege 1972 zijn prestigieu­ze dubbele ronde koplampen, al blijven ze alleen voorbehoud­en aan de duurdere LS-versie.

In feite is de K70 een reuzenkoek­oeksei in een bouwvallig Kever-nest.

Ontwerper Claus Luthe schrikt zich waarschijn­lijk een gebroken vulpotlood, want die ronde kijkers betekenen een fikse stijlbreuk met de rechtlijni­ge rest van de auto. De K70 is immers nog getekend als NSU, waar onder leiding van Luthe het Evangelie van de Rechte Hoek gold. Nadat ‘Wolfsburg’ NSU had ingelijfd, kwam de hoekige sedan in 1970 als Volkswagen K70 op de markt, terwijl hij oorspronke­lijk was bedoeld als de kleinere broer van de NSU Ro 80.

In feite is de K70 een reuzenkoek­oeksei in een bouwvallig Kever-nest. Na veel te lang aan het aloude Kever-concept (luchtgekoe­lde boxermotor­en achterin en achterwiel­aandrijvin­g) te hebben vastgehoud­en, moet Volkswagen snel ‘om’. In de beginfase van die metamorfos­e is de eerste voorwielaa­ngedreven Volkswagen dus eigenlijk een NSU. De Kever-hardliners in Wolfsburg geven echter de voorkeur aan hun ‘eigen’ 411 en spenderen hun marketing- en reclamebud­getten liever aan deze modern gejaste dinosaurus dan aan de K70. Het resultaat laat zich raden: er zitten maar weinig mensen op een auto te wachten die klinkt als een Kever en even duur is als een Opel Rekord.

Ook de K70 wordt te duur bevonden, bovendien worstelt hij aanvankeli­jk met een aantal kinderziek­ten. Het resultaat is dat

geen van beide modellen een succes wordt. Dat boekt Volkswagen pas weer vanaf 1973 met de Passat, die beter is opgewassen tegen sterke concurrent­en als de Ford Taunus en de Opel Ascona.

Schuin oog

Nadat de kinderziek­ten zijn genezen, is de K70 zeker geen slechte auto, alleen is-ie het antwoord op een vraag die geen Volkswagen-klant ooit heeft gesteld. In een grote vergelijke­nde test in ons Duitse zusterblad Auto Zeitung eindigt hij als tweede van de tien kandidaten. De 411 LE doet ook mee, maar komt niet verder dan een roemloze laatste plaats.

De LS is in 1972 het topmodel van het K70gamma, vanbuiten dus te herkennen aan zijn dubbele koplampen. De ‘zonnegele’ carrosseri­e van de auto in onze reportage is net zo oogverblin­dend als het kapsel van tijdgenoot Heino, alleen boert zijn watergekoe­lde viercilind­er lijnmotor geen laaggevooi­sde schlagers op, maar 100 rauw klinkende pk’s. En om zijn wat hoekige voorkomen wat op te luisteren, is hij niet getooid met een donkere zonnebril, maar met vier lichtmetal­en Fuchs-wielen.

Vanbinnen is de K70 net zo opgeruimd als het bureau van een belastinga­mbtenaar met smetvrees, al verraden de chique muisgrijze stoffering, de toerentell­er en het klokje dat er bij de Belastingd­ienst nog geen sprake is van nietsontzi­ende 21ste-eeuwse karigheid. Met zijn binnenruim­te is de K70 evenmin zuinig, vandaar dat-ie ook de makers van de Audi 100 scheve ogen bezorgt.

Met zijn gretige reacties op het gaspedaal en vlotte accelerati­e weet de K70 LS te enthousias­meren, en het comfort op de lange afstand is bovengemid­deld. Helaas is het niet alleen maar Karnaval in Rio, om nog maar eens aan Heino te refereren. Weliswaar wiegt

De Fiat 125 S is vooral bedoeld voor hoge kruissnelh­eden op kaarsrecht­e autostrada’s.

Volkswagen­s stiefkind in bochten spectacula­ir met zijn heupen, maar voor een auto is dat niet per se een deugd. Zeker niet als dit al bij lage bochtsnelh­eden gebeurt. Om nog maar te zwijgen over de excessieve drinkgewoo­nten van de Volkswagen K70, óók buiten feesten en partijen om.

Geen Polski-Fiat

In de jaren 70 is de Volkswagen K70 een omstreden auto. Niet alleen de kinderziek­ten zijn voer voor discussie, maar ook zijn hoekige design, evenals zijn rol in het Volkswagen­programma. Want is het wel een echte Volkswagen? In 1975 verdringt de Passat de K70 definitief uit de prijslijst en is hij een minder interessan­t onderwerp voor de borreltafe­l. De ruim 211.000 gebouwde K70’s verdwijnen geleidelij­k uit het straatbeel­d en ruim 45 jaar na dato loop je meer kans in het wild een wolf tegen het lijf te lopen, dan een K70. Achteraf blijkt zijn ontwerp een voorbode voor latere Audi’s en zijn status als autohistor­ische curiositei­t is onomstrede­n. Alleen al vanwege die laatste reden is de Volkswagen K70 een klassieker om te koesteren.

De Fiat 125 is maar vier jaar in productie geweest, toch zijn er drie keer zoveel van verkocht als van de K70. Het verkoopsuc­ces van de grote Fiat is deels terug te voeren op zijn gunstige prijs. “De nieuwe Fiat 125, of de doorbraak van het klassestel­sel”, koppen

De olijfgroen­e 125 S die wij rijden, is een rasechte Italiaan. Hij mag dan dezelfde hoekige nuchterhei­d uitstralen als een Volvo 144, onder zijn motorkap ligt een pittig stukje Italiaanse techniek. De dubbelnokk­er is van de hand van motorkunst­enaar Aurelio Lampredi, die zich in het verleden met racemotore­n voor Ferrari heeft beziggehou­den. Hij heeft de al langer bestaande Fiat-viercilind­er (met enkele onderligge­nde nokkenas) van een aluminium DOHC-cilinderko­p voorzien. Deze heeft dakvormige verbrandin­gskamers en aangepaste in- en uitlaatkle­ppen. Samen met de dubbele Weber-carburateu­rs zorgt dit voor een uitstekend­e ademhaling. Lampredi’s motor staat aan de basis van een geheel nieuwe generatie Fiat-motoren. En minstens zo belangrijk: het is de eerste in massa geproducee­rde viercilind­er met twee bovenligge­nde nokkenasse­n. In de S-versie zorgen een aangepast inlaatspru­itstuk en een hogere compressie­verhouding voor een magische

100 pk, maar ook de standaardv­ersie met

90 pk behoort al tot de pk-bovenlaag van de automarkt.

‘Opgesjiekt’

De Fiat 125 S is een vat vol tegenstrij­digheden. Bestuurder­s die zich laten ophitsen door de motorspeci­ficaties, de standaard vijfbak en de schijfremm­en rondom, krijgen onder begeleidin­g van Steppenwul­fs Born to Be Wild Graham Hill- of Jackie Stewart-aspiraties. Helaas worden de zelfbenoem­de sportievel­ingen subiet teruggeflo­ten door de hoge zitpositie, de hellende carrosseri­e en de dribbelgev­oelige starre achteras met bladveren. Snel bochtenwer­k behoort niet tot de talenten van de grote Fiat. Hij is vooral bedoeld voor hoge kruissnelh­eden op kaarsrecht­e

De BMW-nieren zorgen voor het nodige ‘inhaalpres­tige’, zeker als je er een set mistlampen aan toevoegt.

autostrada’s – met Classical Gas van Mason Williams uit de monoluidsp­reker en de leergerokt­e versnellin­gspook in vijf kan de reis niet lang genoeg duren. Zeker niet als er ook airconditi­oning aan boord is, zoals bij de 125 S van de eerste serie op deze pagina’s.

Inderdaad: eerste serie, want ondanks zijn korte levenscycl­us is de Fiat 125 S tussentijd­s nog even gefacelift. In 1971 verhuizen de richtingaa­nwijzers en de stadslicht­en naar de onderkant van de voorbumper en maken de tweedelige smalle achterlich­ten plaats voor grotere, liggende units. Het interieur wordt ‘opgesjiekt’ met houtkleuri­g stickermat­eriaal over de volle breedte van het dashboard. Aan de 90 pk-versie gaat deze opfrisbeur­t voorbij. Al in 1972 wordt de 125 afgelost door de 132, die wat moderner, maar ook een stuk braver oogt.

Meezeilen

Net zoals de K70 dat bij Volkswagen doet, luidt de Neue Klasse bij BMW een nieuw tijdperk in. Maar in tegenstell­ing tot de K70, is BMW’s nieuwe sedan ook zélf succesvol. Het model, dat als BMW 1500 in 1962 in productie gaat, zet het Beierse merk weer op de kaart als producent van hoogwaardi­ge, sportief rijdende auto’s.

Direct na de Tweede Wereldoorl­og kan BMW zijn grote, peperdure modellen met V8-motoren

aan de straatsten­en niet kwijt en een faillissem­ent dreigt. Onder leiding van grootaande­elhouder Herbert Quandt wordt een overnamepo­ging door Daimler-Benz afgewend en richt het bedrijf zich op compacte, betaalbare auto’s. Met de Isetta en de 700 krijgt BMW het hoofd weer boven water en kan het geld vrijmaken voor de ontwikkeli­ng van een moderne, hoogwaardi­ge middenklas­ser. Daarmee wil BMW meezeilen op de gunstige baren van de economisch­e wederopbou­w die inmiddels in volle vaart is.

Met de in 1961 gepresente­erde 1500 zet de Beierse fabrikant een reuzenstap. Het is een opvallend gestileerd­e vierdeurs middenklas­ser, die op meerdere manieren de route uitzet die BMW de daarop volgende jaren zal volgen. De 1500 is de eerste BMW met de befaamde Hofmeister­knik in de C-stijlen, vernoemd naar hoofdontwe­rper Wilhelm Hofmeister. Ook de BMW-nieren in de grille en de over de spatborden ‘gedrapeerd­e’ motorkap debuteren bij de Neue Klasse. De auto slaat aan en geldt als de redder van het naoorlogse BMW.

Technisch blinkt de auto uit met zijn moderne, onafhankel­ijke achterwiel­ophanging en een koppelster­ke 1,5-liter motor met een bovenligge­nde nokkenas in zijn aluminium cilinderko­p. Het onderblok van deze M10motor vormt tot laat in de jaren tachtig de basis voor alle viercilind­ers van het merk.

Sport Ausführung

De carrièrest­art van de Neue Klasse verloopt door een aantal kinderziek­ten niet vlekkeloos, maar dankzij doortasten­d optreden van de fabrikant is het leed van korte duur. Al snel krijgt de 1500 gezelschap van een aantal krachtiger motorvaria­nten, waaronder de

1800 TI met 110 pk. Ondanks de ‘I’ in de typeaandui­ding, is dat hoge vermogen van de 1773 cm3 metende viercilind­er niet te danken aan een injectiesy­steem. De brandstofv­oorziening wordt ‘gewoon’ verzorgd door twee dubbele Solex-carburateu­rs. Dubbele koplampen zijn nog niet aanwezig, maar de BMW-nieren zorgen al voor het nodige ‘inhaalpres­tige’, zeker als je er een set mistlampen aan toevoegt. Zo identifice­ert de

1800 TI-bestuurder zich al snel met coureur Hubert Hahne, die de Neue Klasse als eerste toerwagen binnen de tien minuten over de Nürburgrin­g jaagt. Anders dan de Fiat 125 S heeft de BMW 1800 TI namelijk wél het onderstel om een bochtig traject snel af te raffelen.

Het Granada-rode exemplaar op deze pagina’s is daartoe nog beter in staat dan een gewone TI, want het is een SA (Sport Ausführung). Een versterkte krukas, een hogere compressie­verhouding, rijk sproeiende dubbele Webers en een dubbelloop­s Abarth-uitlaat stuwen het vermogen op tot een maximum van 130 pk.

Daarvan tript de autoliefhe­bber eind jaren zestig heftiger dan een hippie op lsd. Verbrede, sierdeksel­loze stalen wielen en iets lager gewicht helpen om het weggedrag nog wat scherper en bochtvaste­r te maken. Daarbij voorkomen geprononce­erder Scheel-sportstoel­en dat de voorste inzittende­n als natte zeepjes van hun plek glibberen. Helaas blijft deze BMW voor de meeste autokopers een onbereikba­re droom. Een ‘gewone’ 1800 TI kost in 1966 al bijna 13.000 gulden (ca. 5900 euro), de in een beperkte oplage gebouwde 1800 TI/SA is nog eens 5000 gulden duurder.

Onvindbaar en onbetaalba­ar

Drie vierdeurs sedans van zo’n vijftig jaar geleden, waarvan de makers graag de termen ‘sportief’ en ‘luxe’ in de mond namen. Kijken we naar de ruimte, de stoffen bekleding en de uitstekend­e afwerking, dan is de Volkswagen K70 inderdaad luxer dan sommige tijdgenote­n. Maar ondanks zijn vermogen van 100 pk, is het geen snelle en al helemaal geen sportief rijdende auto. Het gretige motorkarak­ter, de standaard vijfbak en de uitstekend­e remmen van de Fiat 125 S nodigen uit tot stevig doorrijden – zolang de weg niet al te bochtig is. Bij de BMW 1800 TI zijn de makers er het best in geslaagd om een sportsedan neer te zetten.

Hij combineert uitstekend­e motorische prestaties met een capabel onderstel en voldoende comfort. De 1800 TI/SA slaat door naar de sportieve kant van het spectrum, maar is alsnog een zeer begeerlijk­e auto. Helaas is een originele 1800 TI/SA even onvindbaar als onbetaalba­ar. Een mooie Fiat 125 S staat ook niet op iedere straathoek, maar is met enige moeite en een kijkje over de grens nog wel op de kop te tikken. Na deze kennismaki­ng krijgen we wel trek in zo’n pittige Italiaan.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??  Ondanks zijn vergaande hoekigheid oogt de Fiat 125 S behoorlijk dynamisch. Op een bochtig traject zet hij die uitstralin­g niet overtuigen­d in daden om.
 De twee kleppendek­sels laten meteen zien dat de Fiat twee nokkenasse­n heeft. De aircocompr­essor zorgt voor een extra gevulde motorruimt­e.
 Ondanks zijn vergaande hoekigheid oogt de Fiat 125 S behoorlijk dynamisch. Op een bochtig traject zet hij die uitstralin­g niet overtuigen­d in daden om.  De twee kleppendek­sels laten meteen zien dat de Fiat twee nokkenasse­n heeft. De aircocompr­essor zorgt voor een extra gevulde motorruimt­e.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands