Standaardserver – of niet?
De markt wordt gedomineerd door x86- respectievelijk x86-64-processors, waarbij 99 procent uit Intel Xeons bestaat. Dergelijke servers zijn betaalbaar omdat grote producenten zoals HPE, Dell EMC, Lenovo en Cisco concurreren met elkaar en met enkele kleinere producenten zoals Supermicro en Quanta QCT. VMware, marktleider op het gebied van virtualiseringssoftware, en veel aanbieders van software-defined storage benadrukken graag dat hun software op 'standaard servers' draait, oftewel zo'n beetje alle x86-hardware. Dat is hooguit de halve waarheid. Commerciële hypervisors draaien bij bedrijven inderdaad op gecertificeerde machines. Maar dat zijn in de praktijk voornamelijk servers van bekende bedrijven die als totaalpakket zijn verkocht. Die bedrijven bieden doorgaans ook alleen maar volledige support voor de gebruikte besturingssystemen en hypervisors wanneer je bij hen alle hardwarecomponenten aanschaft. En die zijn over het algemeen stukken duurder dan wanneer je vergelijkbare onderdelen zelf zou inkopen. VMware heeft online databases – vroeger noemden ze die Hardware Compatibility List (HCL), tegenwoordig Compatibility Guide – waar minutieus in beschreven staat welke VMware-versies geschikt zijn voor welke servers c.q. componenten. Talloze onderdelen zijn zowaar alleen voor specifieke firmwareversies gecertificeerd. Veel standaardcomponenten die je op moederborden vindt kom je hier niet tegen, zoals netwerkkaarten van Realtek en softwarematige RAIDfuncties.
Ten slotte worden met 'standaard servers' weliswaar systemen met x86techniek bedoeld, maar het komt er dan wel op aan dat de software bijzonder nauwkeurig is geconfigureerd. Enkele HCI-aanbieders hebben deals gesloten met meerdere serverproducenten en verkopen hun software in combinatie met specifieke systemen van de desbetreffende producent. Dat is mogelijk interessant voor kopers die al raamcontracten met de desbetreffende serverproducent hebben.