Praktijkvoorbeelden van 5G
Realtime-toepassingen als gaming en VR vereisen edgecomputing. Daarbij gaan de datapakketten naar een 5Gbasisstation om de hoek.
Cloudcomputing is ook voor consumenten praktisch in te zetten. In plaats van een workstation of een gaming-pc te moeten kopen, gebruik je een ‘dom’ scherm en invoerapparatuur en komt de rekenkracht en grafische performance naar je toe via een netwerk. Je input moet dan wel eerst naar een datacentrum worden gestuurd, daar worden verwerkt en pas dan worden de beelden teruggestuurd. Dat neemt tientallen milliseconden in beslag en dat is voor allerlei toepassingen veel te veel. Voor VR-headsets bijvoorbeeld. Als je je hoofd beweegt, moeten
de nieuwe beelden zo snel mogelijk voor je neus verschijnen, anders krijg je last van simulatieziekte: het brein merkt een verschil tussen je hoofdbewegingen en datgene wat je ziet, en daar wordt je onherroepelijk misselijk van.
Daar komt 5G dan bij om de hoek kijken. Aanbieders zijn namelijk van plan rekenperformance te gaan verkopen. Daarvoor plaatsen ze snelle servers in 5G-basisstations. Die servers zijn vergelijkbaar met die in normale cloudcomputing-set-ups.
Het verschil zit hem in het aantal hops tot de server wordt bereikt. In plaats van via diverse routers, hoeven de data alleen maar kort door de lucht naar het basisstation te zoeven. Omdat de server daarbij aan de rand van het netwerk staat in plaats van ergens in het midden, wordt dat aangeduid als ‘edgecomputing’. Op de MWC-beurs (voorheen bekend als het Mobile World Congress) kon je de techniek uitproberen bij de stand van HTC. Het Taiwanese bedrijf had een VR-demo inclusief 5G-cel opgebouwd. Dat werkte behoorlijk goed. De bril maakte nog wel via wifi contact met de 5G-router waardoor de latentie merkbaar hoger was dan bij direct bekabeld aangesloten. Maar de ontwikkelaars hebben nog even de tijd totdat de techniek daadwerkelijk op de markt komt. Het doel is om de Motion-to-Photon-duur (de tijd tussen het bewegen van je hoofd en tot het berekende beeld je oog bereikt) terug te dringen tot onder de 20 milliseconden.
De providers zien dat wel zitten, want ze kunnen in de toekomst niet alleen internettoegang verkopen maar ook rekencapaciteit. De vraag is of ze consumenten aantrekkelijke pakketten kunnen bieden.