OpenMediaVault 5 installeren
Je hebt al een Raspberry Pi en een opslagmedium, maar alleen de juiste NAS-software ontbreekt nog. We begeleiden je bij het installeren van Openmediavault 5 en geven tips voor de configuratie
De hardware-eisen voor een eenvoudige NAS zijn laag, meer dan een Raspberry Pi 4 en een opslagmedium heb je niet nodig. En dan nog wat software en de NAS is klaar. Maar helaas is het zelfs met een speciale NAS-image niet zo eenvoudig. Dit artikel beschrijft de grootste struikelblokken.
Een externe harde schijf is waarschijnlijk het meest zinvolle opslagmedium voor je mini-NAS, maar er zijn ook andere mogelijkheden (zie het vorige artikel). We hebben ook geëxperimenteerd met een usb-stick, een externe ssd en een 3,5-inch schijf met een eigen voeding, en we hebben een deel van de microSD-kaart als NAS-opslag gebruikt. Over de verschillen in snelheid en energieverbruik staat onderaan dit artikel meer.
NAS-SOFTWARE
Linux-kenners zullen voor het inrichten van een NAS de samba-configuratie aanpassen. We gebruiken in dit artikel echter de kant-en-klare NAS-distributie Openmediavault (OMV). Die is beschikbaar voor pc’s en ARM-systemen en is pas geleden in versie 5 verschenen. De belangrijkste wijziging ten opzichte van versie 4 is, in ieder geval voor de Pi-versie, een aangepaste installatie. Terwijl de versies tot 4 beschikbaar waren als bootable images op basis van Debian, kan OMV 5 nu op elk systeem geïnstalleerd worden.
We gaan hier uit van een startklare Raspbian-installatie op een microSD-kaart. Voor het installeren is directe toegang tot de Raspberry Pi nodig, hetzij via toegang op afstand (VNC of SSH) of via een op de Raspberry Pi aangesloten monitor, toetsenbord en muis. Het configureren van OMV 5 verloopt daarna met een willekeurige browser via het netwerk. Het beste is om je Raspberry Pi een vast netwerkadres te geven.
OMV 5 wordt niet vanuit de repository’s geïnstalleerd, maar met een script. Het makkelijkste is om het volgende commando te gebruiken:
wget -O – https://github.com/OpenMediaVaultPlugin-Developers/installScript/raw/master/ install | sudo bash
Om OMV te configureren, start je een browser en typ je het IP-adres van je Pi in. Om in te loggen, typ je de gebruikersnaam ‘admin’ en het wachtwoord ‘openmediavault’ in. Dan ben je klaar voor enkele basisinstellingen. Voor de duur van de configuratie kun je het automatisch uitloggen uitschakelen en de beveiligde verbinding inschakelen, daarna is dat om veiligheidsredenen in ieder geval aan te raden. Beide kun je doen in het gedeelte ‘Systeem / Algemene instellingen / Webbeheer’. Om het admin-wachtwoord te wijzigen, klik je op het tabblad ‘Paswoord van de webbeheerder’. Dat is ook de eerste keer dat je een wat vervelende gewoonte van het systeem tegenkomt: elke verandering moet twee keer bevestigd worden. Soms duurt het even tot de eerste prompt verschijnt, en zelfs daarna kan het meer dan tien seconden duren.
Daarna kun je verder met de netwerkconfiguratie. Daar kun je de naam van de NAS wijzigen of een vast IP-adres toewijzen als je dat nog niet gedaan had.
OPSLAGMEDIA KOPPELEN
Dan is het tijd om een opslagschijf aan de Raspberry Pi te koppelen. In het gedeelte ‘Opslag / Disks’ staan alle aangesloten volumes. De usb-schijven worden meestal aangeduid met /dev/sda of /dev/sdb. Dat is alleen ter controle. We raden aan om de NAS-schijven opnieuw te formatteren. Het makkelijkst doe je dat met het Linux-bestandssysteem ext4 (‘Bestandssystemen / Aanmaken’). Je kunt vooraf geformatteerde schijven wel koppelen, maar tijdens het testen hadden we af en toe het probleem dat die schijven bij de volgende stap niet beschikbaar waren.
Maak de gedeelde mappen (shares) aan en wijs ze toe aan een dienst. In het meest eenvoudigste geval kunnen alle gebruikers binnen het netwerk lezen en schrijven.
Daarvoor ga je naar ‘Gedeelde bronnen’ en klik je op Toevoegen. Om te testen, laat je de eerste gedeelde map in eerste instantie voor alle gebruikers vrij om te lezen en te schrijven. Dat kun je achteraf niet meer wijzigen, maar gedeelde mappen zijn makkelijk te verwijderen en opnieuw aan te maken. Door achter Rechten de instelling ‘iedereen: lezen/schrijven’ toe te passen, kun je snel testen of het hele systeem werkt.
Maar die gedeelde map is nog niet zichtbaar binnen het netwerk. Ga nu naar het gedeelte ‘Diensten / SMB/CIFS’ en schakel die in. Daarnaast moet je daar op het tabblad ‘Gedeelde bronnen’ de gedeelde mappen nog eenmaal expliciet voor die dienst vrijgeven. Klik op Toevoegen en kies de gedeelde map. Let er bij de eerste test op dat je voor de map ook gasten toestaat (achter Publiek).
Omgekeerd geldt dat je gedeelde mappen eerst voor het gekozen protocol moet verwijderen voordat je de gedeelde mappen zelf kunt verwijderen. Daarna moet je het bestandssysteem ontkoppelen wanneer je de schijf wilt verwijderen.
MICROSD ALS OPSLAGMEDIUM
Deze methode werkt in principe met alle opslagmedia die je via usb op de Raspberry Pi kunt aansluiten, of het nu gaat om een ssd, een harde schijf of een usbstick. Maar ook een NAS zonder externe opslagmedia is mogelijk – als de microSD-kaart tenminste groot genoeg is.
Aangezien het besturingssysteem bij het installeren de hele ruimte voor zichzelf heeft geclaimd, is dat iets lastiger. Je moet eerst ruimte op de kaart vrijmaken voordat je die als opslagruimte voor je eigen bestanden kunt gebruiken.
Daarvoor heb je dan wel een tweede microSD-kaart nodig die je via een kaartlezer op de Raspberry Pi aansluit. Heb je de desktopversie van Raspbian geïnstalleerd, dan zie je in het startmenu onder Accessoires de optie ‘SD Card Copier’ staan. Daarmee kopieer je het actieve systeem naar de tweede kaart. Verwissel dan de sd-kaarten en start de Raspberry Pi opnieuw op.
Het verkleinen van de partitie is met de standaard middelen ook wel mogelijk, maar het gaat veel eenvoudiger en betrouwbaarder met de partitie-editor GParted. Ook daarvoor heb je de volledige versie van Raspbian met grafische interface nodig. Start een terminal en installeer het programma:
sudo apt install gparted
In het startmenu van Raspbian staat nu de nieuwe categorie System Tools. Start van daaruit GParted op en geef het wachtwoord van de gebruiker pi op. In de rechterbovenhoek selecteer je de microSD-kaart in de kaartlezer, meestal is dat /dev/sda. Het gele gebied geeft aan hoeveel van de partitie al in beslag genomen is.
Klik met de rechter muisknop vervolgens op de partitie /dev/sda2 en selecteer de optie ‘Resize / Move’. Het maakt niet uit of je de nieuwe grootte met de muis instelt of de grootte meteen intypt, het moet minstens circa 8 GB zijn. Na een klik op ‘Resize / Move’ is de wijziging alleen nog maar aangegeven. Tot slot moet je via ‘Edit / Apply All Operations’ de wijzigingen laten uitvoeren. Steek de geheugenkaart dan weer in het microSDslot van de Pi en start hem opnieuw op.
Bij de webinterface van OMV kun je de vrijgekomen opslagruimte onder ‘Opslag / Bestandssystemen’ dan aan een nieuwe partitie toewijzen en daarna gedeelde mappen aanmaken.
SNELHEID EN ENERGIEVERBRUIK
De Raspberry Pi 4 presteert ten opzichte van zijn voorgangers een heel stuk beter. Het microSD-kaartslot haalt maximaal 50 MB/s, de ethernetaansluiting meer dan 100 MB/s en met USB 3.0 zelfs meer dan 300 MB/s. Maar in de praktijk haalt alleen de netwerkaansluiting de beloofde waarden.
Bij benaderingen van de netwerkshares hebben we afhankelijk van de bestandsgrootte snelheden tot 115 MB/s gemeten, ongeacht of er een ssd, harde schijf of een snelle usb-stick aangesloten was. Met de gedeelde map op de interne microSD-kaart was de NAS aanzienlijk langzamer. We konden maar eenmalig zo’n 30 MB/s bij het lezen en schrijven over het netwerk halen. Dat is natuurlijk ook afhankelijk van de gebruikte microSD-kaart. In dit geval gebruikten we een 512GBkaart van Lexar (zie voor een test het volgende artikel).
Bij het energieverbruik was de microSD-kaart bescheiden. Belangrijk is vooral het opgenomen vermogen in rusttoestand. De NAS zal tenslotte het allergrootste deel van de tijd in die toestand verkeren. Ssd’s en harde schijven zijn via de eigenschappen van de stations in een energiezuinige modus te zetten, usb-sticks niet.
Het totale opgenomen vermogen van het systeem in rusttoestand lag rond de 4,1 watt, zowel met een usb-sata-adapter met een 256 GB Toshiba-ssd als met een mobiele harde schijf, een WD My Passport met 4 TB. Met een usb-stick, in ons geval een SanDisk Extreme Pro 3.1 met 128 GB, steeg het verbruik naar ongeveer 4,5 watt en met een 3,5-inch harde schijf in de externe behuizing naar 5 watt. Zonder externe schijven bedroeg het energieverbruik 2,9 watt. De metingen vonden plaats zonder muis, toetsenbord en monitor, en wifi was uitgeschakeld – de netwerkverbinding verliep via ethernet.
Andere mogelijkheden voor energiebesparing zijn er met een Raspberry Pi niet. Hoewel het systeem op een ingesteld tijdstip kan worden uitgeschakeld, kan het niet opnieuw worden ingeschakeld omdat hij geen eigen klok heeft. Daar bestaat wel een module voor vanaf circa 12 euro. De energiekosten voor een Pi-NAS met harde schijf bedragen ongeveer 10 euro per jaar – het duurt dus even voordat de aanschaf van zo’n klokmodule zichzelf heeft terugbetaald. Wake-on-LAN werkt tot nu toe niet.
HDD RULEZ
Een usb-ssd is niet de moeite waard, want die is duur en kan zijn hogere snelheid in vergelijking met een harde schijf via het netwerk niet benutten. Usb-sticks en sd-kaarten zijn ook te duur bij hoge capaciteiten, 3,5-inch harde schijven in een usb-adapter verbruiken te veel stroom.
Daarom is onze aanbeveling voor een energiebesparende Pi-NAS om een 2,5-inch harde schijf in een usb-behuizing te gebruiken. Daarmee, en met de gratis NAS-software van Openmediavault erbij, kun je een eenvoudige NAS bouwen – snel en zonder veel moeite.