Intel-cpu’s van 35 tot 170 euro
Instap-cpu’s van Intel hebben een hogere kloksnelheid dan hun voorgangers en ondersteunen vanaf de Core i3 hyper-threading. We vergelijken de Celeron G5900, Pentium Gold G6400 en Core i-10000. Welke cpu’s bieden veel en welke kun je beter links laten liggen?
De goedkope processors staan niet vaak in de schijnwerpers. Ze hebben namen die al decennia meegaan, zoals Intel Celeron en Pentium of AMD Athlon, maar zijn ontworpen met moderne technologie en passen op dezelfde moederborden als hun grote broers, de Intel Core i en AMD Ryzen – momenteel respectievelijk met de sockets LGA1200 en AM4. Door de lagere prijzen worden ze echter veel vaker gebruikt dan de dure topmodellen [1] – en goedkoop hoeft niet altijd een slechte zaak te zijn.
Intel heeft zijn slechts enkele weken oude portfolio van LGA1200 Comet Lake-processors al herzien. De Celeron G5905 heeft bijvoorbeeld twee keer zoveel level 3-cache als de G5900 en de G5920, en een vrij hoge kloksnelheid van 3,5 GHz. In het algemeen wegen de marginale verschillen in kloksnelheid tussen de Celeron-, Pentium- en Core i3-modellen nauwelijks op tegen de hogere prijs. De Core i3-10100 kost bijvoorbeeld rond de 125 euro, terwijl de 10300 gemiddeld zo’n 165 euro kost, maar slechts een minimale winst van 3,6 naar 3,7 GHz oplevert.
Naast de Celeron G5905 hebben we ook gekeken naar de G5920, de Pentium Gold G6400, de Core i3-10100 en tenslotte de i5-10400 met zes kernen en hyper-threading. Voor de kleine Celeron betaal je 45 euro, voor de Core i5-10400 ben je 185 euro kwijt.
IEDEREEN TEGEN IEDEREEN
De Pentium en Celeron moeten het doen met maximaal twee kernen, de Pentium ondersteunt dan tenminste nog Virtual hyper-threading. Ze hebben geen turbo, en draaien dus onder belasting altijd op hun nominale kloksnelheid. Dat is echter geen groot nadeel, gezien de relatief hoge kloksnelheden van 3,5 GHz en meer. In het dagelijkse leven heeft een snelle ssd veel meer effect op de ervaren snelheid van een systeem dan de processor.
Dat zie je dan ook terug in de gloednieuwe benchmarksuite SYSMark 25. Die laat wel prestatiesprongen zien tussen de Celeron G5920 en Pentium Gold G6400 en de Core-processors, maar juist bij de Productivitybeoordeling van officeprogramma’s toont die een verschil van maar 46 procent. Dat is niet overdreven veel als je dan bedenkt dat tussen de cpu’s een verschil zit van twee en vier kernen, zonder en met hyperthreading, een nog hogere kloksnelheid en een turbo. De Creativity-beoordeling met de bewerking van video’s en RAW-foto’s profiteert meer van het aantal kernen. De Core i3-10100 scoort daar 89 procent hoger dan de Celeron G5905.
Andere toepassingsgebieden profiteren echter meer van extra kernen en in die gevallen is het zinvol om daar een duurdere processor voor te gebruiken. Dat begint met het comprimeren van grotere hoeveelheden gegevens en loopt nog verder door dan 3D-rendering, complexe videobewerking en ook games. Vooral voor dat laatste moet je tegenwoordig niet minder dan vier kernen hebben, en liever nog zes als je complexe 3D-werelden met 60 in plaats van 15 beelden per seconde op het scherm wilt zien verschijnen. Sommige games krijg je met minder dan vier kernen niet eens gestart. In dat geval moet je Celeron- en Pentium-processors links laten liggen.
AVX OF NIETS?
Intel schakelt in zijn goedkope processors Celeron en Pentium – in tegenstelling tot AMD bij de Athlon – de AVX2-instructiesetuitbreiding uit, waardoor het niet mogelijk is geavanceerde vectoreenheden te gebruiken.
Bij productietoepassingen zoals de 3D-renderer Blender biedt AVX2 duidelijk hogere snelheden. Alleen de twee extra threads van de Pentium zorgen voor flink betere prestaties ten opzichte van de Celeron, met ruim een derde kortere rekentijd. De Core i310100 is met zijn actieve AVX2-units bijna twee derde sneller dan de Pentium Gold G6400, de i5-10400 heeft slechts rond een kwart van de tijd nodig die de Pentium erover doet. Bij video-transcodering met Handbrake maakt AVX weinig verschil bij de door ons gekozen standaardinstelling ‘1080p fast’. De Core i3 is bijna twee keer zo snel als de Pentium, wat in de lijn der verwachtingen ligt gezien het dubbele aantal kernen en de hogere kloksnelheid.
Bij Fedora 32 hebben we getest met Kcbench, die de Linux-kernel 5.6.0 compileert met GCC 10.1.1. Daar
loopt de snelheid net als bij Handbrake praktisch lineair op met het aantal kernen. Daarbij viel wel op dat de Celeron G5905 ondanks dezelfde kloksnelheid door zijn grotere L2-cache 10 procent sneller was dan de duurdere G5920. De G5905 presteert zelfs 20 procent beter dan de 5920 bij het comprimeren met 7-Zip.
GRAPH(N)ICS?
De goedkope cpu’s zijn alleen verkrijgbaar met de geïntegreerde UHD-graphics 610 in plaats van 630. Die biedt slechts 12 in plaats van 24 execution-units, waardoor de chips bij 3DMark Firestrike ongeveer 40 procent langzamer zijn dan ook niet bepaald snelle Core-processors. Dat is hooguit genoeg om zeer eenvoudige games te kunnen spelen – en dan meestal ook met lagere details. Als grafische prestaties belangrijk zijn, kun je beter een van AMD’s combiprocessors nemen of een aparte grafische kaart gebruiken die geschikt is om te gamen.
Voor de weergave van de desktop en video’s is de UHD 610 snel genoeg, zelfs op hoge resoluties. Afhankelijk van het moederbord kun je daarmee drie 4K-schermen met 60 Hz aansturen. De geïntegreerde videodecoders ontlasten de cpu-kernen bij het weergeven van de meeste gangbare streamingformaten, de encoder Quicksync transcodeert films.
ZUINIG(ER)?
Idle verschillen de vijf geteste processors slechts minimaal wat het energieverbruik betreft. Het moederbord is heeft daar een grotere invloed op. Tot nu toe hebben we echter nog geen moederbord in huis gehad dat de lage waarden van de vorige generaties kan halen. Bij LGA1200-cpu’s moet je op dit moment daarom uitgaan ongeveer 18 watt zonder belasting.
Met name Celeron en Pentium blijven onder belasting zeer zuinig. Ze hebben geen energieverslindende turbofunctie, die met hogere spanningen werkt, en ook geen brede vectoreenheden, die voor hogere rekenprestaties maar ook een hoger energieverbruik zorgen. Zelfs onder volle belasting met Prime95 hadden de meegeleverde ventilators van de boxed versies geen hoge draaisnelheden nodig om de cpu’s op iets meer dan 50 graden Celsius te houden. Dat is geen verrassing, want het energieverbruik van het hele systeem met de Pentium Gold G6400 kwam op slechts 46 watt uit. Het systeem met de Celeron-cpu had een verbruik van maar 40 watt.
De twee Core-processors zijn iets hongeriger met tot 74 en 93 watt respectievelijk – de laatste hogere waarde was omdat de cpu korte tijd de turbo gebruikte, waarbij het systeem korte tijd 104 watt verbruikte.
CONCLUSIE
Als je op zoekt bent naar een iets betere surf- of typmachine of een kleine homeserver wilt opzetten, ben je vooral gebaat bij de Celeron G5905. Die kost zo’n 10 euro minder dan de Athlon 200GE, die marginaal sneller is. Intel heeft met de Celeron 5905 de Celeron G5900 en vooral de dure G5920 volledig overbodig gemaakt.
De Pentium Gold G6400 hangt een beetje overal tussenin, omdat hij hooguit een iets hogere kloksnelheid en hyper-threading heeft. Als je echter geen gebruik wilt maken van de geïntegreerde graphics, kun je meestal beter kiezen voor een quadcore zoals de Ryzen 3 of de Core i3-9100F uit de vorige generatie met een LGA1151v2-socket.
De argumenten voor de quadcore Core i3-10100 zijn ook wat mager: als je programma’s met intensieve multithreading gebruikt, heb je veel meer aan een zes-core. Als je voor een model van AMD kiest, is dat niet eens veel duurder. Bij het aanbod van Intel is de Core i510400 de verstandigste keuze. Met zes kernen en hyperthreading kun je de komende jaren vooruit en hij houdt bij multithreading de Ryzen 5 3600 van AMD nog net bij. Dankzij hyper-threading verslaat hij zijn voorganger, de Core i5-9600K, en hij is bovendien zuiniger.