PlayStation 5 en Xbox X en S getest
De nieuwe generatie consoles is gearriveerd: Sony’s PlayStation 5 en Microsofts Series X en S hebben niet alleen krachtigere hardware. Ze zijn ook voor het eerst in jaren bijna onhoorbaar stil en laden praktisch zonder wachttijden.
Er is de afgelopen tijd veel beroering geweest in de gamebranche: spelcomputers zouden passé zijn, de toekomst behoort aan streamingdiensten zoals Google Stadia of Nvidia GeForce Now. Voor nu blijken deze voorspellingen onzin. De nieuwe generatie gameconsoles zijn gearriveerd, en de interesse is enorm.
Zowel de PlayStation 5 als Xbox Series X kun je op het moment van schrijven al lastig meer aanschaffen, alleen de afgeslankte Xbox Series S à 300 euro is nog beschikbaar – de prijs van 500 euro voor de ‘grote’ versies lijkt geen obstakel. De PS5 is ook verkrijgbaar in een ‘Digital Edition’ voor 400 euro zonder UHD blu-ray drive, maar verder zonder beperkingen. Wij hebben enkele weken voor de lancering alle vier de consoles in ons c’t-testlab al grondig kunnen testen.
Qua uiterlijk zijn de verschillen enorm: de PS5 is waarschijnlijk de grootste gameconsole van de afgelopen 20 jaar terwijl de Xbox Series S slechts iets groter is dan een paperback. De Xbox Series X zit daar tussenin. Over het ontwerp van de PS5 verschillen de meningen het meest. Met zijn tweekleurige look en glooiende lijnen lijkt hij uit een twintig jaar oude sciencefictionfilm te komen. Microsoft heeft voor een minder opvallend design gekozen.
WAT ZIT ER IN?
Wat er in zit is natuurlijk veel belangrijker – en daarin komen de versies opvallend veel overeen. Alle consoles hebben een system-on-a-chip (dat wil zeggen, een cpu met een geïntegreerde grafische chip) van AMD op basis van de Zen 2-microarchitectuur. De hoofdprocessor heeft 8 kernen van 3,4 GHz (Series S) en 3,8 GHz (Series X). De PS5 en Series X hebben 16 GB RAM, wat gedeeld wordt tussen CPU en GPU, de Series S heeft 10 GB. Ter vergelijking: de PS4, PS4 Pro en Xbox One hebben slechts 8 GB RAM.
De verschillen zijn het grootst bij het grafische gedeelte van de SoC. Hoewel alle AMD’s de RDNA2-architectuur volgen, is er een duidelijk verschil in het aantal bruikbare compute-units (CU’s) en de kloksnelheid. De Series X heeft meer CU’s dan de PS5 (52 in plaats van
fotoachtergrond – de gamewereld wordt niet gereflecteerd in de vensters. Bij de PS5 daarentegen reflecteren de glazen gevels dynamisch de hele omgeving (inclusief Spider-Man) – bovendien kun je ook door de ramen kijken. Hier wordt raytracing gebruikt, een functie die voorheen alleen in (weinig) pc-games beschikbaar was. De levensechte reflecties zijn op de PS5 alleen zichtbaar in de picture quality-modus. Als je voor performance gaat, krijg je wel een soepele 60 fps, maar ook dezelfde nepreflecties als bij de PS4. Of 4K-resolutie, 60 fps en raytracing ooit allemaal tegelijk zal kunnen met de nieuwe generatie consoles valt te betwijfelen, behalve bij games als Minecraft die eenvoudigere graphics hebben.
De PS5 en de nieuwe Xboxen zijn compatibel met de meeste games uit de vorige generatie. Die zien er echter niet automatisch beter uit: zonder patch zullen ze er meestal hetzelfde uitzien. Als een gameontwikkelaar een titel aanpast, kunnen de verbeteringen wel groot zijn. Zo draait de game ‘Days Gone’ op de PS5 continu met 60 fps. Op de PS4 waren het slechts 30 fps en het verschil in de weergave is enorm.
HOE IS HET GELUID?
Wat de nieuwe consoles veel beter doen dan hun voorgangers, is stil zijn: als er geen schijf in de drive zit, hoor je de consoles vanaf de bank niet of nauwelijks. De twee Xboxen doen het hier het beste. Het geluidsniveau kwam nooit boven de 0,2 sone uit, de Series X zoemde zacht met 0,1 sone voor zich uit, zelfs tijdens het gamen. De PS5 is idle en bij het video streamen zelfs nog stiller: in onze geluidsarme ruimte zat het geluidsniveau onder de meetlimiet. Bij gamen gaat de PS5 tot maximaal 0,4 sone – dat is vanaf een paar meter alleen waarneembaar in een rustige omgeving. Met een schijf in het station neemt het volume echter soms