Gardener's World (Netherlands)
The Full Monty
15
De tuin als helend toevluchtsoord is belangrijker dan ooit, zegt Monty.
Net als elke tuinier weet ik hoe de tuin in deze periode van het jaar bijna dagelijks verandert en meer tot leven komt. De effecten over een langere periode zijn nog indrukwekkender. Elk jaar vormt de Chelsea Flower Show het hoogtepunt van het bloeiseizoen en bruist alles van de tuinactiviteiten, aangespoord door een enorme commerciële industrie.
Maar alles is inmiddels anders. Het afgelopen jaar lijkt het wel alsof de wereld omhoog is gegooid en in duizend stukjes is neergevallen. Het is geen oorlog, het is niet de ‘Blit z’, niet de barre winter van ‘63, er is geen mond-en-klauwzeer, er zijn geen overstromingen … We kunnen deze tijd nergens mee vergelijken. Corona is voor ons allemaal een uitdaging. Hoe het eruitziet tegen de tijd dat je dit leest, weet ik niet. Het zijn ver warrende tijden.
We maken ons terecht zorgen over de ziekte zelf. Daarnaast speelt de vraag wat wij tuiniers hebben verloren of misschien zelfs gewonnen? We bezoeken geen tuinen en tuincentra zijn gesloten. Die verbondenheid van samen winkelen, tuinen bekijken, gebak eten of stekjes uit wisselen lig t helemaal stil. We zijn meer dan ooit aangewezen op onszelf en onze tuinen. We moeten als het ware leren overleven in de tuin.
In praktische zin betekent dit misschien dat we onze eigen potgrond moeten maken, potten en bakken moeten hergebruiken, stekken en delen wat we reeds bezitten, zaden verzamelen, gereedschap hergebruiken, meer groenten verbouwen (misschien moet daar voor wel het gazon wijken) en leren onze oogst goed te bewaren en niets te verspillen. We hebben nu de tijd om een echt goede composthoop te maken en om meer beestjes in onze tuin te krijgen, omdat we die nodig hebben in ons leven. En, last but not least, we kunnen meer tijd besteden aan ongestoord bezig zijn in de tuin. Dit klinkt mij als muziek in de oren. Het lijkt me een recept voor geestelijke en lichamelijke gezondheid, en waarschijnlijk ook voor een betere tuin. Laten we wel wezen: onze tuinen waren lange tijd in de greep van de commercie. En ik zeg ‘onze’, want ik heb me hier net zo schuldig aan gemaakt. Ik koop veel te veel potten, planten en gereedschappen. Je kunt maar met één schop tegelijk graven, dus ik heb die veertien andere (waarschijnlijk) niet nodig!
Leert deze situatie ons dat we meer zelfvoorzienend kunnen zijn? Leren we dat we niet alles hoeven te kopen wat we nodig hebben? Leren we om een mooie tuin te maken? Het zou een mooi neveneffect zijn. Ik weet niet wanneer tuincentra zijn getransformeerd van een plek voor planten, zaden en gereedschap tot centra voor ‘buitenleven’, met restaurants, meubelen en aanbiedingsplanten, maar je kunt het ze niet kwalijk nemen. Ze gaven ons wat we wilden. Ik denk dat we na deze crisis beter gaan nadenken over wat we willen.
We staan op een T-splitsing. Ik denk dat we ons snel aanpassen en dat zaken gaan veranderen. Wij bepalen zelf wat die veranderingen inhouden, ook al denken we dat we er niets over te vertellen hebben. Deze gedwongen tijd in de tuin, alleen of slechts in klein gezelschap, is in potentie helend.
Dankzij de technologie houden we gelukkig nog contact met elkaar. Maar we kunnen een versnelling lager, even een stapje terug doen en bepalen wat echt belangrijk is. En wanneer we weer bij elkaar mogen komen, en weer mogen knuffelen, of opeengepakt zitten in een volle trein of café, dan weten we wat deze tijd ons heeft gegeven. De kalmte en traagheid van rustgevend tuinieren is voor mij de sleutel tot een betere manier van leven.
We staan op een T-splitsing – één die potentieel helend is.