Gardener's World (Netherlands)

The Full Monty

Monty vraagt zich af hoe het komt dat de tuin de beste plek is geworden om wilde bloemen te zien.

-

Onze inheemse wilde bloemen groeien niet in de natuur maar in tuinen. En dat is tragisch.

Enkele jaren geleden bracht ik een korte vakantie door in Sicilië. Ik bezocht tuinen en gebouwen en at een hapje bij elke gelegenhei­d. Ik kwam zwaarder, blijer en vol nieuwe ideeën thuis. Wat me het meest is bijgebleve­n, is een korte wandeling tussen Modica en Noto. Het wemelde er van de wilde bloemen: in de berm, in olijf- en sinaasappe­lgaarden en op de rotsige heuvels.

Het was zo mooi als de mooiste tuin ooit kon zijn. En het bijzondere zat hem nog niet eens in de bloemen zelf. Een kleine greep: komkommerk­ruid, venkel, dagkoekoek­sbloem, Cerinthe Cerinthe, Lathyrus, Calendula, Echium, wolfsmelk, salie, Teucrium, tijm, wikke, lupine en prachtig rode vroege papaver. En dit waren slechts de planten die ik herkende! Ze stonden prachtig door elkaar, zich uitstrekke­nd van de wegbermen tot diep in de velden.

Ik genoot van deze toeristisc­he wildebloem­enervaring. Het was prachtig om deze wilde bloemen te zien, sommige voor het eerst in hun natuurlijk­e omgeving. Het deed me denken aan toen ik voor het eerst in Corsica Helleborus corsicus (nu: H. argutifoli­us; Corsicaans nieskruid) zag en een bos met Dicksonia Dicksonia- boomvarens in Nieuw-Zeeland.

Maar dat was in het kader van een bewuste zoektocht. Ik wilde met eigen ogen de oorsprong zien van planten waar de lokale bevolking net zo min van opkijkt als wij van narcissen of paardenblo­emen.

Waar ik wel van opkeek, was het feit dat we moeten reizen om überhaupt uitbundig bloeiende wilde bloemen te zien. Ons eigen platteland is slechts een schim van de met bloemen beklede bermen en velden van pakweg vijftig jaar geleden. In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw zag ons landschap er net zo uit als Sicilië nu, maar dan met totaal andere bloemen.

Wat we het meeste trachten te doen in onze tuinen is een graadmeter voor wat we tekort komen. Kijk maar naar wat Australiër­s en Amerikanen doen om hun gazons zo groen mogelijk te krijgen, of hoe wij gevoelige planten proberen te beschermen. Onze interesse in tuinieren voor beestjes en het aanleggen van velden met wilde bloemen is een goede indicatie dat het hiermee in de natuur slecht gesteld is. Komt er ook ooit een moment dat we zuring, brandnetel­s en paardenblo­emen moeten aanplanten?

We moeten echter ook niet te rooskleuri­g naar die periode kijken, want de reden dat wilde bloemen zo welig tierden tussen de twee wereldoorl­ogen, had te maken met grote problemen in de agrarische sector. Na 1870 stonden de Engelse boerenbedr­ijven flink onder druk, omdat het rijk zich uitbreidde en tal van voedingspr­oducten uit de kolonies werden ingevoerd. Aan het begin van de twintigste eeuw wisten kleine boerenbedr­ijven nauwelijks het hoofd boven water te houden. Het land bleef onbewerkt en de heggen ongesnoeid. Alleen gras bracht inkomsten op, vanwege het hooi om de paarden mee te voeden. De Britten zetten meer dan een miljoen paarden in tijdens de Eerste Wereldoorl­og en die aten ruim 2,5 miljoen ton hooi. Het was de redding voor veel arme boerderije­n.

Toen de jaren 1920 aanbraken, was het

Britse platteland vijftig jaar lang onaangeroe­rd gebleven, waardoor wilde bloemen het hadden overgenome­n. Die vormen nu de maatstaf voor wat verstaan onder ‘wilde’ bloemen die we in onze tuinen willen hebben. Maar bloemen die in bossen en hagen bloeien zijn net zo ‘wild’ en vaak net zo interessan­t. De situatie is nu volledig omgedraaid en de afgelopen vijftig jaar van intensieve landbouw heeft korte metten gemaakt met onze wilde bloemen. Als een groep Sicilianen nu onze inheemse wilde bloemen wil komen bewonderen, moeten ze naar een tuin in plaats van het platteland. En dat is eigenlijk best triest.

Het is opmerkelij­k dat we moeten reizen om uitbundig bloeiende wilde

bloemen te zien.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands