Geen winkel heeft het zo zwaar als de babywinkel
Geen winkel verdween de afgelopen jaren zo hard uit het straatbeeld als die voor baby- en kinderkleding.
Daan van 5 past voor hij naar zwemles moet een blauw spijkerjack van het rek voor kinderkledingzaak ’t Schaapje, gelegen in de smalle centrale winkelstraat van Barendrecht. „Stoer hè”, zeggen ouders Jennifer de Geus en Arjan Diekema blij. Daan schudt zijn hoofd, de jas gaat terug aan het rek.
De kleertjes voor Daan worden bijna allemaal in fysieke kledingwinkels aangeschaft. „Ik wil altijd weten hoe het valt”, zegt De Geus. „Zeker als je ziet hoe snel hij eruit groeit.” Online kinderkleren kopen doet het stel vrijwel nooit.
Diekema en De Geus zijn daarmee steeds meer een uitzondering. Het gros van de fysieke kledingwinkels kampt sinds het begin van de economische crisis met dalende omzetten. Volgens dinsdag gepubliceerde CBS-cijfers moesten sinds 2013 jaarlijks 5 à 6 procent van de kledingzaken hun deuren sluiten – waaronder meerdere voormalige marktleiders. Maar nergens in de branche verdwenen zoveel fysieke winkels als binnen de baby- en kinderkledingsector: maar liefst 23 procent in de afgelopen vier jaar.
Dat laatste hebben ze gemerkt bij ’t Schaapje. „Vijf jaar geleden zaten we nog met vier zaken in het centrum”, zegt eigenares Angelique Lommerse. „Uiteindelijk waren we nog de enige. Bij merken waar wij inkopen horen we ook dat veel winkeliers stoppen.” Desondanks noemt Lommerse de resultaten van ’t Schaapje stabiel. „Wij hebben een trouwe klantenkring, van wie je zowel de ouders als kinderen persoonlijk leert kennen”, zegt de eigenares. „Mensen die hier vroeger als kind kwamen voor kleding en nu vader of moeder zijn, komen vaak weer met hun kinderen.”
De sluiting van bijna een kwart van de fysieke kinderkledingzaken wijt Lommerse aan de crisis en de verschuiving van het klerenshoppen van het winkelcentrum naar online. „De grote internetwinkels stunten vroeg in het seizoen met kortingen van 20 procent”, zegt Lommerse. „Als kleine zelfstan- dige kun je daar niet tegenop boksen. Wij huren ook nog een pand en hebben personeel in dienst.”
Eigenares van de in 2013 geopende webwinkel schattigebabykleertjes.nl, Barbara de Jong (45), verbaast het niets dat zo veel fysieke kinderkledingzaken uit het straatbeeld verdwijnen. „Online is waar de doelgroep zich bevindt”, legt zij uit. „Met een stenen winkel ben je vaak een kijkloket. Klanten gaan dan toch op internet vergelijken en bestellen dan alsnog online.”
Dat laatste doet moeder van twee zoons Patricia Montoya ook weleens, hoewel in de winkelstraat shoppen haar voorkeur heeft. „Die jongens groeien zo rap, dus kleren die er snel doorheen gaan koop ik op internet”, zegt ze. „De rest koop ik graag in Barendrecht. Om te kijken hoe het zit, maar ook om lokale ondernemers te steunen.”
Schatigebabykleertjes.nl profiteert juist van de ondergang van fysieke concurrenten. „Wij groeien alleen maar, iedere maand weer”, aldus De Jong. „Er zijn mensen die zweren bij een fysieke winkel, maar die raken in de minderheid. Iedereen is druk tegenwoordig, dus ze bestellen producten terwijl ze in de rij staan in de supermarkt.”
De zaak van De Jong zit in een groeimarkt. Volgens het CBS steeg het aantal kledingwebwinkels sinds 2013 met 75 procent. Het is niet bekend welk segment hiervan uit kinderkledingzaken bestaat. Ook is er een levendige handel in kleertjes van kinderen op online platformen als Marktplaats.
Wel is het zaak dat je online hetzelfde bereikt als in een fysieke winkel, stelt De Jong. „Je foto’s moeten zo goed zijn en zulke duidelijke informatie bevatten dat mensen echt weten wat ze kopen.”
Dat een winkel alleen online opereert betekent volgens De Jong niet per se dat klantencontact minder persoonlijk wordt. Integendeel, zij denkt meer vaste klanten te hebben dan fysieke zaken: „We zetten veel in op interactie via sociale media, waar we een loyale fanbasis hebben”, zegt de winkelbeheerder. „Dat is niet allemaal commercieel, maar soms ook gewoon een opmerking over hoe leuk het is om opa of oma te worden. Je wordt zo een soort vriendinnetje.”