INTERVIEW JUDOKA ‘Alleen met goud kon ik slagen in dit leven’
Na de mislukte Spelen van Rio liep zijn relatie op de klippen. Hij ontdekte dat er meer is dan judo. „Mijn lichaam is me dierbaarder geworden.” orige week woensdag, 23 augustus, Nationaal Sportcentrum Papendal. De Nederlandse judo-equipe is bijeen voor een persmoment in aanloop naar de WK in Boedapest, deze week. Ook Henk Grol (32), de bekendste van allemaal, is erbij. Hij heeft pijn in zijn linkerknie, maar kan dat verhullen. Aan het journaille vertelt hij dat hij niet kan wachten om zijn rentree te maken. Maar eigenlijk weet hij dan al: dat WK gaat ’m niet worden.
Een dag later post hij een bericht op Instagram: hij heeft zijn binnenband ingescheurd en heeft besloten zich af te melden. Niks voor hem, op het WK van 2009 reikte hij zelfs met een afgescheurde knieband tot de finale, die hij verloor. Kon hem het verrotten wat hij kapot zou maken, hij was bereid zijn leven te geven voor een gouden medaille. Maar het voorbije jaar zijn er dingen gebeurd die hem tot zelfreflectie hebben gedwongen, die de dingen in een ander perspectief plaatsten, zelfs het judo, de basis waarop hij zijn identiteit heeft gebouwd. Hij raakte de bodem, maar krabbelde eigenhandig ook weer op. En daarvan is deze beslissing het resultaat.
Megalomaan leven
Henk Grol legt schaamteloos zijn ziel bloot op een zonnig terras in zijn woonplaats Haarlem, omringd door mensen. Hij reflecteert op een megalomaan leven van bijna drie decennia. „De afgelopen 27 jaar heb ik geen rust genomen. Zelfs op vakantie zat ik in de sportschool. Het was dwang- matig en dat heb ik altijd gehad. Toen ik twaalf was zei ik tegen mijn vader: ‘ik moet en zal wereldkampioen worden.’ Aan zo’n instelling ga je kapot. Dat is ook gebeurd.”
Als kind had Grol een groeiachterstand. Zou je nu niet meer zeggen, de man is 107 kilo spier. „Alles wat je ziet is training, keiharde arbeid.” Het liefst judode Grol tegen jongens die zwaarder en sterker waren dan hij, ter overcompensatie, en dan gebruikte hij de tactiek van de overrompeling, zijn handelsmerk en tegelijkertijd zijn valkuil. Nog altijd heeft hij op de mat zijn driften niet in de hand. Zijn tegenstander moet op de rug, zo snel mogelijk. Het kostte hem wereldtitels, olympisch goud. „Het is de drang om me te bewijzen.”
Toen hij vijftien was, ontdekte hij het belang van „ijzer tillen”. In de sportschool werkte hij dag in dag uit aan een op het oog onverwoestbare versie van zichzelf, want „van krachttraining word je hard, maar het is ook goed voor je geestelijk gestel.” Drie jaar later brak hij door, toen hij „Russische junioren met baarden” tegen de grond smeet alsof ze er niet stonden en Europees juniorenkampioen werd. Hij trainde soms wel drie keer per dag, zodat hij er zeker van was dat hij meer deed dan zijn tegenstanders. „Op mijn achttiende zei ik in de auto onderweg naar een wedstrijd tegen Dennis van der Geest [oud-topjudoka, red.]: ‘Ik wil gewoon slagen.’ Hij schrok. ‘Ben je gek geworden’, zei hij, want dat is niet normaal. En toch was dat het enige wat telde. Ik kon dat niet loslaten.”
Gevecht tegen kilo’s
Het is in die periode dat Grols „struggle” begint, het gevecht tegen de kilo’s. Hij komt eerst uit in de klasse tot 90 en later tot 100 kilogram. In de wedstrijdvrije periode ‘groeit’ hij door krachttraining naar 110, 115 kilo. Voor een toernooi moeten die kilo’s er ook weer af. Hij moet op dieet, moet zijn geliefde ijzer laten liggen. Spieren opbouwen, om ze daarna weer af te breken. Gekmakend. „Ik ben een Bourgondiër, ik houd van goed eten. Dat is een probleem.”
Al die opofferingen leveren Grol drie Europese titels op, evenveel zilveren WK-medailles en twee bronzen plakken op de Spelen. De beste ter wereld werd hij nooit. In Rio, nu een jaar geleden, knapt er iets bij hem. Als hij in de derde ronde verliest van een Fransman die hij al acht keer versloeg, roept hij dat dit het einde van ‘het tijdperk-Grol’ is, dat hij niet langer alles opzij kan zetten voor zijn sport. „Bijna dertig jaar lang was er niets anders dan judo voor mij, het was een obsessie. Ik legde mezelf zo ontzettend veel druk op, dat ik er niet van kon slapen. Alleen door te trainen kon ik ontsnappen. Judo was een vlucht geworden. Maar in Rio was ik op, mentaal en fysiek.”
Op de dag dat de Nederlandse ploeg in Scheveningen wordt gehuldigd, ligt Grol op de operatietafel. Hij heeft al meer dan een jaar een afgebroken stuk bot in zijn schouder en dat doet veel pijn. Drie maanden moet hij revalideren, mag hij niets