Cultuuromslag nodig bij door mestfraude verziekte veehouderij
estfraude is een stil schandaal in agrarisch Nederland. Iedereen weet dat het al jaren gebeurt, ondanks een stortvloed aan regelgeving en talloze pogingen tot handhaving. Feitelijk is de sector te groot geworden voor een te klein land dat steeds strengere milieunormen moet toepassen. En dat in Brussel al een uitzonderingspositie voor het mestbeheer moest bedingen. De druk op de boeren om te overleven is groot.
Het journalistieke onderzoek naar het ‘mestcomplot’ in en om de Peel in NRC laat zien hoe de branche moreel is vastgelopen en de samenleving de rug lijkt te hebben toegekeerd. Alleen het financiële eigenbelang van varkensboer en afnemer tellen daar nog. Boetes en veroordelingen worden als bedrijfsrisico terzijde geschoven. Zowel het bestuurlijke sanctierecht als het strafrecht maken er geen indruk meer. Wat bij 1.200 controles op 900.000 mesttransporten waar 500 miljoen euro is gemoeid, ook niet onverwacht is.
Over de geschatte omvang van de mestfraude werd tot nu toe officieel liever in niet al te duidelijke termen gesproken. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, belast met de controle, zei deze zomer in de Kamer dat de omvang van de fraude „niet bekend” was. Dat was hooguit in theorie waar. De totale omvang van geen enkele vorm van fraude in de samenleving is immers ooit echt bekend. Maar de NVWA had toen op basis van eigen onderzoek wel kunnen vertellen dat het in ruim 60 procent van de hele sector niet pluis is. Dat dit werd verzwegen past bij het beeld van een instantie die vooral tactisch lijkt te opereren, met een wel zeer open oog voor de economische belangen van de sector. Eerder dit jaar bleek dat de NVWA te weinig deed met de misstanden die de eigen dierenartsen bij slachterijen vaststelden. Ook in de kwestie van de fipronilbesmetting in de kippensector kreeg de NVWA verwijten; dat het de volksgezondheid onvoldoende beschermde.