De flexibele schil is lang niet altijd nodig
Dat bedrijven bij drukte leunen op flexwerkers is volgens TNO niet altijd logisch.
De ‘flexibele schil’ van flexwerkers en zzp’ers is onmisbaar. Dat is de algemeen geaccepteerde opvatting bij veel bedrijven. Maar waar is die opvatting eigenlijk op gebaseerd? Lang niet altijd op logica, concludeert onderzoeksinstituut TNO in het rapport De flexibele schil,
het kan anders, dat deze dinsdag verschijnt.
Bedrijven gaan er vaak te gemakkelijk van uit dat ze een grote flexibele schil nodig hebben, schrijft TNO. Bijvoorbeeld omdat ze zien dat hun concurrenten dat ook hebben. Of omdat het onmisbaar is voor flexibiliteit. Maar er zijn méér manieren om flexibel te zijn, zegt TNO. En een te grote flexibele schil heeft nadelen: flexwerkers blijken minder betrokken te zijn, waardoor ze minder bijdragen aan creativiteit en innovatieve ideeën voor de organisatie. En ze verlaten de organisatie vaak weer snel, waardoor veel tijd en geld verloren gaat met het werven en inwerken van steeds weer nieuwe mensen.
Vooral vakbonden protesteren tegen de „doorgeschoten flexibilisering” van de arbeidsmarkt. Bijna 40 procent van de werkenden in Nederland heeft geen vaste aanstelling. Dat heeft inderdaad maatschappelijke gevolgen, zegt TNO-onderzoeker Sarike Verbiest. Concreter gezegd: het kost de samenleving geld. „Flexwerk wordt vaak afgewisseld met periodes van werkloosheid”, zegt Verbiest. „Daarmee wordt het beroep op de sociale zekerheid ook groter.” En de onzekerheid van flexwerkers leidt vaak tot stress. „De gezondheidsproblemen die daaruit voortkomen kosten ook geld.”
Maar dat bedrijven ook zélf belang hebben bij een kleinere flexibele schil, hebben werkgevers niet altijd door. „Er zit niet altijd een strategische visie achter hun werkwijze”, zegt Verbiest. Daarom beschrijft TNO in het vandaag gepubliceerde rapport drie stappen waar elke werkgever op zou moeten letten.
1 . Probeer de flexibele schil kleiner te maken
Allereerst moeten werkgevers zich volgens TNO afvragen of het bedrijf afkan met een kleinere flexibele schil. Daar gaan twee vragen aan vooraf: waar komt onze behoefte aan flexibiliteit eigenlijk vandaan? En is dat ook op een andere manier op te lossen? Zo weet Verbiest van een afvalinzamelingsbedrijf dat voor drie verschillende gemeentes werkte. „In al die gemeentes werd op dezelfde dag het vuil opgehaald. Op één dag was er dus een piek in de hoeveelheid werk.” Het probleem is duidelijk. Maar er is nog een andere oplossing: „Aan de gemeenten vragen om alle drie een andere dag te kiezen.”
Zo’n oplossing klinkt misschien logisch, „maar dit komen we echt tegen”, zegt Verbiest. Ook is het vaste personeel vaak flexibeler inzetbaar dan wordt gedacht. Bedrijven den- ken niet lang genoeg na en kiezen voor wat zij denken dat de gemakkelijkste oplossing is: flexwerk.
2 . Werk samen met andere bedrijven
Trekt een bedrijf na stap 1 de conclusie dat een flexibele schil echt nodig is, bijvoorbeeld omdat er in een bepaald seizoen meer werk is dat niet op een andere manier kan worden opgevangen? Probeer dan samen te werken met andere werkgevers in de regio, adviseert TNO, bijvoorbeeld met een ‘arbeidspool’ . Daarin werkt een aantal arbeidskrachten het ene seizoen voor het ene bedrijf en het andere seizoen voor het andere.
Tussen directe concurrenten werkt dit niet, omdat zij vaak hetzelfde piekmoment hebben. „Maar andere bedrijven zoeken soms gelijksoortige vaardigheden”, zegt Verbiest. „Zoals een heftruckbediende in een magazijn.”
In de praktijk is het wel lastig om zo’n samenwerking op te zetten. „Werkgevers moeten elkaar dan namelijk vertrouwen”, zegt Verbiest. „Als ik een goede heftruckmedewerker in de arbeidspool heb, wil ik niet dat mijn concurrent die helemaal inpikt.”
Maar het voordeel is groot, zegt Verbiest: „Je bent er als werkgever van verzekerd dat bij iedere piek dezelfde mensen terugkomen. Je hoeft ze niet steeds opnieuw in te werken. En ze kennen de organisatie, dus je krijgt meer betrokkenheid en loyaliteit.”
3 . Investeer in je flexwerkers
Is samenwerking niet mogelijk? Dan adviseert TNO: investeer in ieder geval in je flexwerkers. Zorg dat zij zich betrokken voelen bij de organisatie en dat zij zich willen inzetten voor het bedrijf. Voer functioneringsgesprekken, net als met het vaste personeel. Geef hen medezeggenschap. En laat hen zichzelf ontwikkelen via opleidingen, cursussen en uitdagende taken. De arbeidsmarkt wordt krapper, zegt Verbiest. „Als niemand investeert in de kwetsbare groepen onder de flexwerkers, dan vormen zij op een gegeven moment een groep die lastiger aan werk kan komen. Als zij niet meekomen in nieuwe ontwikkelingen, komen zij niet meer aan werk. Terwijl bedrijven dan tevergeefs naar mensen zoeken om die taken uit te voeren.” Vooral op de lange termijn zijn de nadelen duidelijk: een te grote flexibele schil schaadt de economie en dus ook de bedrijven. Maar is het niet logisch dat bedrijven graag flexwerkers en zzp’ers blijven inhuren omdat die nu eenmaal goedkoper zijn? Voor een zzp’er hoeft een bedrijf immers geen werkgeverspremies of pensioenregeling te betalen. „Als je kijkt naar de korte termijn is dat misschien slimmer”, zegt Verbiest. „Maar ja, hoe los je die problemen op de lange termijn dan op? Je bent dan even snel een pleistertje aan het plakken terwijl er meer nodig is.” Zijn alle geschetste problemen op te lossen als alle bedrijven het stappenplan van TNO volgen? Verbiest lacht. „Het is wel utopisch om dat zo te zeggen. Maar ik denk wel dat het voor een grote groep op de arbeidsmarkt een stuk beter wordt als alle organisaties ons recept zouden volgen.”
Investeer in de flexwerkers die je als bedrijf wél nodig hebt, adviseert TNO