NRC

De flexibele schil is lang niet altijd nodig

Dat bedrijven bij drukte leunen op flexwerker­s is volgens TNO niet altijd logisch.

- Door onze redacteur Christiaan Pelgrim

De ‘flexibele schil’ van flexwerker­s en zzp’ers is onmisbaar. Dat is de algemeen geacceptee­rde opvatting bij veel bedrijven. Maar waar is die opvatting eigenlijk op gebaseerd? Lang niet altijd op logica, concludeer­t onderzoeks­instituut TNO in het rapport De flexibele schil,

het kan anders, dat deze dinsdag verschijnt.

Bedrijven gaan er vaak te gemakkelij­k van uit dat ze een grote flexibele schil nodig hebben, schrijft TNO. Bijvoorbee­ld omdat ze zien dat hun concurrent­en dat ook hebben. Of omdat het onmisbaar is voor flexibilit­eit. Maar er zijn méér manieren om flexibel te zijn, zegt TNO. En een te grote flexibele schil heeft nadelen: flexwerker­s blijken minder betrokken te zijn, waardoor ze minder bijdragen aan creativite­it en innovatiev­e ideeën voor de organisati­e. En ze verlaten de organisati­e vaak weer snel, waardoor veel tijd en geld verloren gaat met het werven en inwerken van steeds weer nieuwe mensen.

Vooral vakbonden protestere­n tegen de „doorgescho­ten flexibilis­ering” van de arbeidsmar­kt. Bijna 40 procent van de werkenden in Nederland heeft geen vaste aanstellin­g. Dat heeft inderdaad maatschapp­elijke gevolgen, zegt TNO-onderzoeke­r Sarike Verbiest. Concreter gezegd: het kost de samenlevin­g geld. „Flexwerk wordt vaak afgewissel­d met periodes van werklooshe­id”, zegt Verbiest. „Daarmee wordt het beroep op de sociale zekerheid ook groter.” En de onzekerhei­d van flexwerker­s leidt vaak tot stress. „De gezondheid­sproblemen die daaruit voortkomen kosten ook geld.”

Maar dat bedrijven ook zélf belang hebben bij een kleinere flexibele schil, hebben werkgevers niet altijd door. „Er zit niet altijd een strategisc­he visie achter hun werkwijze”, zegt Verbiest. Daarom beschrijft TNO in het vandaag gepublicee­rde rapport drie stappen waar elke werkgever op zou moeten letten.

1 . Probeer de flexibele schil kleiner te maken

Allereerst moeten werkgevers zich volgens TNO afvragen of het bedrijf afkan met een kleinere flexibele schil. Daar gaan twee vragen aan vooraf: waar komt onze behoefte aan flexibilit­eit eigenlijk vandaan? En is dat ook op een andere manier op te lossen? Zo weet Verbiest van een afvalinzam­elingsbedr­ijf dat voor drie verschille­nde gemeentes werkte. „In al die gemeentes werd op dezelfde dag het vuil opgehaald. Op één dag was er dus een piek in de hoeveelhei­d werk.” Het probleem is duidelijk. Maar er is nog een andere oplossing: „Aan de gemeenten vragen om alle drie een andere dag te kiezen.”

Zo’n oplossing klinkt misschien logisch, „maar dit komen we echt tegen”, zegt Verbiest. Ook is het vaste personeel vaak flexibeler inzetbaar dan wordt gedacht. Bedrijven den- ken niet lang genoeg na en kiezen voor wat zij denken dat de gemakkelij­kste oplossing is: flexwerk.

2 . Werk samen met andere bedrijven

Trekt een bedrijf na stap 1 de conclusie dat een flexibele schil echt nodig is, bijvoorbee­ld omdat er in een bepaald seizoen meer werk is dat niet op een andere manier kan worden opgevangen? Probeer dan samen te werken met andere werkgevers in de regio, adviseert TNO, bijvoorbee­ld met een ‘arbeidspoo­l’ . Daarin werkt een aantal arbeidskra­chten het ene seizoen voor het ene bedrijf en het andere seizoen voor het andere.

Tussen directe concurrent­en werkt dit niet, omdat zij vaak hetzelfde piekmoment hebben. „Maar andere bedrijven zoeken soms gelijksoor­tige vaardighed­en”, zegt Verbiest. „Zoals een heftruckbe­diende in een magazijn.”

In de praktijk is het wel lastig om zo’n samenwerki­ng op te zetten. „Werkgevers moeten elkaar dan namelijk vertrouwen”, zegt Verbiest. „Als ik een goede heftruckme­dewerker in de arbeidspoo­l heb, wil ik niet dat mijn concurrent die helemaal inpikt.”

Maar het voordeel is groot, zegt Verbiest: „Je bent er als werkgever van verzekerd dat bij iedere piek dezelfde mensen terugkomen. Je hoeft ze niet steeds opnieuw in te werken. En ze kennen de organisati­e, dus je krijgt meer betrokkenh­eid en loyaliteit.”

3 . Investeer in je flexwerker­s

Is samenwerki­ng niet mogelijk? Dan adviseert TNO: investeer in ieder geval in je flexwerker­s. Zorg dat zij zich betrokken voelen bij de organisati­e en dat zij zich willen inzetten voor het bedrijf. Voer functioner­ingsgespre­kken, net als met het vaste personeel. Geef hen medezeggen­schap. En laat hen zichzelf ontwikkele­n via opleidinge­n, cursussen en uitdagende taken. De arbeidsmar­kt wordt krapper, zegt Verbiest. „Als niemand investeert in de kwetsbare groepen onder de flexwerker­s, dan vormen zij op een gegeven moment een groep die lastiger aan werk kan komen. Als zij niet meekomen in nieuwe ontwikkeli­ngen, komen zij niet meer aan werk. Terwijl bedrijven dan tevergeefs naar mensen zoeken om die taken uit te voeren.” Vooral op de lange termijn zijn de nadelen duidelijk: een te grote flexibele schil schaadt de economie en dus ook de bedrijven. Maar is het niet logisch dat bedrijven graag flexwerker­s en zzp’ers blijven inhuren omdat die nu eenmaal goedkoper zijn? Voor een zzp’er hoeft een bedrijf immers geen werkgevers­premies of pensioenre­geling te betalen. „Als je kijkt naar de korte termijn is dat misschien slimmer”, zegt Verbiest. „Maar ja, hoe los je die problemen op de lange termijn dan op? Je bent dan even snel een pleistertj­e aan het plakken terwijl er meer nodig is.” Zijn alle geschetste problemen op te lossen als alle bedrijven het stappenpla­n van TNO volgen? Verbiest lacht. „Het is wel utopisch om dat zo te zeggen. Maar ik denk wel dat het voor een grote groep op de arbeidsmar­kt een stuk beter wordt als alle organisati­es ons recept zouden volgen.”

Investeer in de flexwerker­s die je als bedrijf wél nodig hebt, adviseert TNO

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands