Project Lazarus!
fgelopen week bereidde ik een les voor over Van den Vos Reynaerde, en bekroop me weer eens dat verdrietige gevoel dat iedereen die zich bezighoudt met historische letteren weleens treft: dat er al zo veel verdwenen is. In de eerste regels van Reynaerde wordt er melding gemaakt van de Madocke , een ridderverhaal dat ook op inventarislijsten van diverse kloosterbibliotheken staat, maar nooit is gevonden. Wat niet zo vreemd is, als je bedenkt hoe men in de Middeleeuwen omging met teksten: afgedankte boeken werden gebruikt om priestergewaden op te vullen, of tot karton geplet om als kaft voor een nieuw werk te dienen. Inkt werd met een mes van het perkament geschraapt zodat men weer een nieuw vel had. Met overlevering was men indertijd niet zo bezig, en ergens is dat begrijpelijk: de Middeleeuwer was zich met al die pestepidemieën, hongersnoden en oorlogen als geen ander bewust van de tijdelijkheid van alles.
Maar het is natuurlijk zonde. En dan had je ook nog eens goedbedoelende letterkundigen die begin vorige eeuw galnotenzuur over oude teksten uitgoten waardoor de letters oplichtten, zodat je even kon zien wat er stond. Vervolgens veranderde de behandelde plek in een grote onleesbare vlek.
Gisteravond at ik met een vriend die tijdens kantooruren historisch letterkundige is, en zei ik hem hoe sip ik word als ik denk aan al die verdwenen teksten.
„Je loopt achter joh”, zei hij, „er is nu multispectral imaging, waardoor men de letters die verdwenen zijn door galnootzuur, schimmel of waterschade weer in beeld kan brengen. Je kan er zelfs weggeschraapte teksten mee teruglezen!”