Die buitenechtelijke zoon van prins Bernhard moest er ooit komen, leert deze generatieroman.
Het onvermogen om weerstand te bieden aan Bernhard zat in de familie
Thomas de Veen ij is allerminst een hoofdpersoon, duikt pas op bladzijde 198 voor het eerst op en blijft als personage schetsmatig. Maar toch: het personage om wie alles draait in de roman Kindsoldaat van Oscar van den Boogaard is prins Bernhard.
Prins Bernhard is ook de verbinding van de roman met de buitenwereld – hij is het buitenliteraire gegeven dat de aandacht trekt, het onthullende ‘haakje’. Want de schrijver stelde ter lancering van zijn roman in interviews dat hij een buitenechtelijke zoon van de prins is, een trauma waarover hij na lang aarzelen nu een bekentenis aflegde. Het slechte nieuws is: dat verhaal heeft de roman ook nodig. Was prins Bernhard in de roman vermomd geweest, als ‘een generaal’, zoals Van den Boogaard volgens het NRC - interview nog had overwogen, dan was er weinig van de roman overgebleven.
Waarmee ik in feite wil zeggen dat Kindsoldaat vooral interessant is als bekentenisliteratuur, maar niet als literair kunstwerk.
Vele generaties omspant de volumineuze roman – op drie ervan zoomen we in. Het begint op twee landgoederen in het Limburg van het einde van de negentiende eeuw, om vervolgens met de tijd mee te kabbelen naar Utrecht, waar we de belangrijkste hoofdpersonen leren kennen: Nora, ongelukkig getrouwd met de broer van haar grote liefde en moeder van drie kinderen die wél door die grote liefde verwekt zijn. En Elsie, een van hen, die evenmin voor makkelijke mannen valt. Als meisje heeft zij al een foto van prins Bernhard boven haar bed hangen.
De voornaamste rode draad in hun levensgeschiedenissen is een thema dat Oscar van den Boogaard (1964) al vertrouwd is omdat hij het aanstipte of uit- verschilligen De heerlijkheid van Julia
Dreiging van eenzijdigheid
Kindsoldaat De tedere on- Kindsoldaat. De Bezige Bij, 579 blz. € 24,99 2 *# lijk al na de beginzin (‘Laten we beginnen bij de bron…’) wordt de verteller een nauwelijks aanwezige, alwetende instantie die chronologisch en rechttoe rechtaan vertelt, alsof hij erbij was. Het gaat in Kindsoldaat totaal niet om de constructie die zo’n achteraf-verhaal in literaire zin zou kunnen zijn. Of: zou moeten zijn. Het gebrek daaraan maakt het verhaal vlak.
Van den Boogaard vertelt de geschiedenis bovendien met name in dialogen, die soepel genoeg weglezen, maar de roman ook iets povers geven. Het zijn namelijk geen dialogen waarin je van alles vóelt, waarin van alles broeit onder de oppervlakte. Als Nora’s zoon tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduikt en zus Elsie dat aan hun moeder meldt, verwacht je toch wat meer dramatiek dan dit: ‘“Waar is hij nu?” “Dat mag ik niet zeggen, want hij is ondergedoken.” “Maar wat denk je wel, dat ik mijn zoon zou verraden?” “Moeders kun je nooit helemaal vertrouwen”, zei Elsie. Nora was ontzet. “Hoe durf je dat te zeggen?” “Ik zeg dat niet, Maxim zegt dat.” “In de brief ?” Enzovoorts.
‘Ontzet’ is Nora dus. Tja. Een paar zinnen later: ‘“Goed dan”, concludeerde Nora, “hij is in ieder geval nog in leven.”’
Bij zo’n dialoog snak je naar wat gevoel: naar regieaanwijzigingen, of naar levende acteurs, die de zinnen bezield en betekenisvol uitspreken. Zelfs een verhaalmoment waarop je per definitie gewicht verwacht, de slotzin van Boek II, blinkt uit in nietszeggendheid. Nora’s moeder zegt dan: ‘Een bron blijft tenminste altijd een bron, dat is het mooie eraan.’ Wanneer er seks in het spel komt, staat dat er juist weer tuttig omfloerst: ‘Zonder dat er iets werd gezegd, deden hun lichamen wat ze nodig hadden.’
Oorlogsenthousiasteling
Door die povere stijl komt het historische decor ook maar matig uit de verf, terwijl de weerslag van de wereldgeschiedenis op het leven binnenshuis nu juist een be- langrijk en potentieel prikkelend gegeven is in Kindsoldaat : de spannende mannen hebben een duidelijke hang naar eerst het Pruisische militarisme, en later het Duitse nazisme. Zo komt de moraal ongemerkt de landhuizen in – maar een thema wordt dat morele mijnenveld niet, reflectie erop ontbreekt, afgezien van een tamelijk onbewogen scène waarin Nora tot moffenhoer geschoren wordt (‘Ik had het me anders voorgesteld’, becommentarieert ze de bevrijding). Wanneer het gevoelsleven van de vrouwen wel ter sprake komt, blijft het hangen in modern geformuleerde platitudes, mindfulness avant la lettre: ‘Niet vergeten, lieve vriendin, er kan maar één persoon verantwoordelijk zijn voor jouw geluk en jouw vreugde, en dat ben jij.’
Die levensles wordt nauwelijks beleden maar wel doorgegeven van moeder op dochter, en mettertijd wordt die vrijheidsdrang steeds prangender – tot prins Bernhard in vol ornaat ten tonele verschijnt. De ultieme macho, van Duitse adel, de prototypische spannende/foute man, bij wie een vrouw uit haar korset kan breken. Lang daarvoor, bij zijn zijdelingse introductie op bladzijde 198, hoorden we al dat de prins zelfs ‘verbluffend’ lijkt op Max, de oorlogsenthousiasteling, de halve nazi, de geheime liefde van Nora, de geheime vader van Elsie.
Het onvermogen om weerstand te bieden aan Bernhard zat, zeg maar, in de familie. Vandaar dat Kindsoldaat vooral interessant is als bekentenisliteratuur: als er één manier is waarop de verteller wél invloed uitoefent, is het door de familiegeschiedenis zo te vertellen dat alle wegen onvermijdelijk naar prins Bernhard leiden. Nota bene zonder dat de verteller zich daarvan rekenschap geeft: Kindsoldaat vertelt een eenzijdig verhaal.
In combinatie met Van den Boogaards interviews krijgt Kindsoldaat de pretentie van bewijsvoering voor het vadervraagstuk. Literatuur gedijt juist bij de twijfel.
Oscar van den Boogaard: