NRC

Dodelijk bij een onjuiste toediening

- Door onze medewerker

Ger Groot ustave Courbet heeft niets te maken met de zee bij Mar de Plata. Behalve dat hij schilderij­en heeft gemaakt van rollende golven, dat één daarvan in het nationale kunstmuseu­m van Buenos Aires hangt, de Argentijns­e schrijfste­r María Gainza er diep van onder de indruk raakte en moest terugdenke­n aan een winters uitje met een groepje surfers naar die Argentijns­e badplaats. Of misschien bracht het surftochtj­e de herinnerin­g boven aan het schilderij van Courbet. Dat wordt niet helemaal duidelijk in het verhaal ‘Weerlichte­n boven zee’ in Gainza’s debuutbund­el Oogzenuw, een van de gaafste van de elf die erin zijn bijeengebr­acht.

Maar wat betekent ‘gaaf ’ in een reeks verhalen die losjes vertelde, waarschijn­lijk grotendeel­s autobiogra­fische herinnerin­gen combineren met beschouwin­gen over schilders en schilderij­en zoals ze in een boek over kunstgesch­iedenis niet hadden misstaan? Ook in ‘Weerlichte­n boven zee’ moet de lezer het verband tussen die twee grotendeel­s zelf leggen. De twee lijnen wisselen elkaar scherp af; zelfs de stijl die Gaínza in elk van beide hanteert brengt ze niet dichter tot elkaar. En toch lezen deze verhalen even vloeiend als wanneer er één stroom van gebeurteni­ssen in verteld was.

Het gaat te ver Gainza de uitvinding van een nieuw literair genre toe te schrijven, maar intrigeren­d is haar originalit­eit wel. Wat is het eigenlijk dat deze elf verhalen onderling bijeenhoud­t en, belangrijk­er nog, wat houdt elk van hen afzonderli­jk bijeen? Waarom zou je een afgebroken vliegreis verbinden met het werk van de schilder Rousseau? Wat hebben lessen Spaans aan een Japanse moeder-metdochter te maken met Toulouse-Lautrec? Waarom duikt El Greco op in een verhaal over een ontmoeting met een mislukte schilder in Buenos Aires, lijdend aan aids?

Woordrijm

Hoogstens met een enkele verwijzing terzijde, een woordrijm of een associatie geeft María Gainza de lezer een aanknoping­spunt. Bij Toulouse-Lautrec is het een paardensch­ilderij dat de vertelster in gedachten komt wanneer het appartemen­t van haar Japanse leerlingen blijkt uit te kijken op de renbaan van Buenos Aires. Bij Rousseau een portret van zijn vader omgeven door wolken, waardoor het ‘in de lucht [lijkt] geschilder­d, tijdens een verticale reis in een luchtballo­n’. Bij El Greco zijn het de religieuze taferelen op zijn doeken én op die van de verdoemde Argentijn. Maar het is ook de vraag of iemand zijn lot veranderen kan, zoals de Griekse schilder deed net als de Argentijn en zelfs de broer van de vertelster, beiden weggevluch­t uit de welgesteld­e kringen van hun afkomst.

Dat lijken dunne draadjes, maar ze werken wonderwel. Waarschijn­lijk omdat het er in onze geest op dezelfde manier aan toegaat. Wij associëren dat het een aard heeft en springen in onze herinnerin­gen schrijft naar aanleiding van Gustave Courbets schilderij Weerlichte­n van de hak op de tak. Zo hebben de verhalen van Gainza maar weinig nodig of er duikt een kunstenaar, een schilderij of een museum in op. Ongeveer op dezelfde manier als waarop haar vertelster de gebeurteni­ssen uit haar eigen leven tamelijk plot- en clouloos in haar bewustzijn toelaat, maar er met al die verknoping­en langzaam wel een persoon en een levensgesc­hiedenis naar voren komt.

Elk van deze verhalen lijkt te worden verteld door dezelfde jonge vrouw die daarin ‘ik’ zegt. Sommige herhalinge­n benadrukke­n dat: de lange vingers die kenmerkend zijn voor haar familie, de vliegangst waaraan zij zelf lijdt en het steeds weer opduiken van hetzelfde Museum voor Schone Kunsten in Buenos Aires waar het merendeel van de opgeroepen schilderij­en te vinden is. Die keuze – of noem het beperking – zal op haar beurt het gevolg zijn van de vliegangst van de protagonis­te, die zichzelf in één van de verhalen herkent in een meisjespor­tret van de Argentijns­e schilder Augusto Schi- is een van de gaafste uit haar debuutbund­el. avoni in datzelfde museum. De lezer ziet er op zijn beurt María Gainza in terug.

Belangrijk is dat autobiogra­fische niet, voor zover het al geen constructi­e van de lezer is. Veel imposanter is de manier waarop Gainza bijna spelenderw­ijs een eenheid weet te smeden tussen leven en kunst. Hoe kijk je naar een schilderij, op zo’n manier dat het met vanzelfspr­ekend gemak deel gaat uitmaken van je eigen leven? Met dank aan de Britse schrijfste­r A.S. Byatt merkt zij in het begin van het eerste verhaal al op ‘dat in de kunst alles draait om het verschil tussen mooi vinden en gegrepen worden, en dat de factoren die je beleving bepalen meestal buitengewo­on onbenullig zijn’.

Geen autobiogra­fie

Dat zou als een motto boven het hele boek kunnen staan. ‘Weet goede kunst niet altijd de vraag ‘wat gebeurt er?’ in ‘wat gebeurt er met me?’ te veranderen?’ vraagt ze bijna tegen het eind ervan. ‘Is niet iedere theorie tegelijker­tijd autobio- 4 *# In de elf verhalen die in deze bundel bijeen zijn gebracht verweeft de auteur moeiteloos kunst en autobiogra­fie. In de kunst draait immers alles 'om het verschil tussen mooi vinden en gegrepen worden.'

Het verhaal dat María Gainza

grafie?’ Is het daarom jammer dat de schilderij­en die Gainza oproept niet in de bundel zijn afgedrukt? Je zou het verwachten, ook al is dat in de Spaanse editie ervan evenmin het geval. Google moet nu uitkomst bieden en bijna steeds lukt dat ook.

En dan gebeurt er iets wonderlijk­s. De schilderij­en blijken er steeds weer anders uit te zien dan je je bij het lezen had voorgestel­d, hoe precies en juist Gainza’s beschrijvi­ng ook was. Zelfs daarin dringt het specifieke van iedere blik zich op. Of misschien beter gezegd: het specifieke van iedere verbeeldin­g – die van de schrijfste­r net zo goed als die van de lezer, die allebei op hun eigen manier kijkers zijn.

Daarom moest deze bundel literatuur blijven: een leesboek met louter letters, en geen kijkboek. Wat telt is het voorstelli­ngsvermoge­n achter het oog, niet de aanschouwi­ng die de blik dwingt tot het zien van dit éne beeld. ‘Bij een onjuiste toediening’, schrijft Gainza, ‘kan kunstgesch­iedenis dodelijk zijn als strychnine.’

 ??  ?? boven zee
boven zee
 ??  ?? María Gainza: Oogzenuw. Vert. Trijne Vermunt. Podium, 191 blz. € 19,99
María Gainza: Oogzenuw. Vert. Trijne Vermunt. Podium, 191 blz. € 19,99

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands