‘Ineens zakte ik van de steiger naar beneden’
Bij sommige beroepen is het risico op ongelukken relatief groot. Hoe houd je daar als werknemer rekening mee?
2017 kwamen er 53 Nederlandse werknemers om bij het uitoefenen van hun beroep, in 2016 zeventig mensen. Dat meldt de Inspectie SZW, die in 2016 nog eens 2.450 onderzoeken naar ongevallen afsloot. Denk aan een val van een steiger, een verbrande arm, of iemand die uitgleed over rondslingerend gereedschap. In de bouwsector vallen al jaren de meeste dodelijke slachtoffers – in 2016 zestien mensen. De industriële sector, met beroepen als metaalbewerker en machinemonteur, had met 635 ongevallen het hoogste aantal slachtoffers. Andere voorbeelden van beroepen met een hoog risico zijn politieagent, vrachtwagenchauffeur en elektricien. Een arbeidsongeval moet gemeld worden aan de Inspectie als iemand „blijvend letsel oploopt, in het ziekenhuis wordt opgenomen of overlijdt”. Maar bij het verzamelen van data houdt de Inspectie wel een slag om de arm: zij schat dat 30 tot 50 procent van de ongevallen niet wordt aangegeven door werkgevers. In werkelijkheid zal het aantal ongevallen dus hoger zijn. Bovendien kan het toenemende aantal zzp’ers volgens de Inspectie ook voor een vertekening in de cijfers zorgen. De Arbowet, en dus de meld- plicht, geldt alleen voor werknemers en zelfstandigen die ‘onder gezag’ werken. Dat wil zeggen: in een team, met instructies van bovenaf. Van de 873.000 zzp’ers in Nederland heeft ongeveer 20 procent een arbeidsongeschiktheidsverzekering, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. In de bouwsector is dat 34 procent.