NRC

Terwijl ik slaap, verdien ik meer geld dan mijn moeder in een jaar

Rami Ismail, gameontwik­kelaar

- Door onze redacteur Len Maessen

Elke paar dagen twittert de Nederlands­e gameontwik­kelaar Rami Ismail (29) een vluchtnumm­er. Later volgt het waarom: overleg met Canadese gameontwik­kelaars, een speech op een Oekraïense gamebeurs, een roadtrip naar een awardscere­monie. Ismail is altijd op weg.

Buiten de bigbudgetg­ame-industrie bestaat een andere wereld, die van kleinere studio’s met grote onafhankel­ijkheid en eindeloze onzekerhei­d. Ismail is, zoals hij zelf beschrijft, vijftig procent van Vlambeer, één van de weinige financieel succesvoll­e studio’s van Nederland.

Ismail wordt op woensdag de eerste persoon buiten Noord-Amerika die de ambassadeu­rsprijs voor de gamesector ontvangt. De jongste persoon die hem krijgt. De eerste moslim.

Hij ratelt dat lijstje af, beduusd: „Ik ben maar een jongen die games wil maken.”

De ambassadeu­rsprijs, jaarlijks gepresente­erd op de Game Developers Conference (GDC), is bedoeld voor mensen die zich buitengewo­on hebben ingezet als pleitbezor­ger om de game-industrie te verbeteren. Ismail krijgt hem niet omdat hij een jongen is die games wil maken; Ismail krijgt de prijs omdat hij zich wereldwijd inzet voor het „democratis­eren van de gameontwik­keling”, aldus het comité.

Ismail wordt in 1988 geboren in Alphen aan den Rijn, als oudste van drie kinderen van een Egyptische vader en een Nederlands­e moeder. Zodra een kennis een computer cadeau doet, is de dan zesjarige Ismail verliefd. Uren is hij bezig met het apparaat en hij experiment­eert eindeloos met de programmee­rcode van games totdat hij de achterligg­ende systemen begrijpt. Zijn vader ziet het liefst dat Ismail dokter of ingenieur wordt. Zijn moeder begrijpt niet hoe ‘games maken’ verschilt van ‘games spelen’. Maar Ismail is koppig. Hij weet wat hij wil.

Bloedserie­us

Dat blijkt wanneer in 2010 Ismail na twee jaar zijn opleiding Game Design aan de HKU wil verlaten: hij vindt het niet praktisch genoeg. Samen met medestuden­t Jan Willem Nijman stapt hij naar Dutch Game Garden (DGG) met de vraag of ze in hun kantoorrui­mte een bedrijf mogen beginnen.

DGG-directeur Jan Pieter van Seventer geeft ook les op de HKU-opleiding, en ziet liever niet dat twee veelbelove­nde studenten van school gaan. Hij bedingt een compromis: ze mogen hun bedrijf bij DGG opzetten als ze op school blijven. „Het waren toen al bijzondere jongens. Bloedserie­us”, zegt Van Seventer. „Jan Willem heeft een geweldig hoofd voor game design, Rami heeft een enorm zakelijk talent.”

Nijman ontwerpt de games, Ismail doet de marketing, allebei programmer­en ze. Het is lastig voor een jonge studio als Vlambeer om een publiek te vinden, maar Ismail blijkt een goede prater en een duidelijke communicat­or. Hij houdt praatjes over games in de hoop op te vallen bij de organisati­e van buitenland­se game-evenemente­n – een ticket kan hij zelf niet betalen.

Succes komt onverwacht. Mobiele game Ridiculous Fishing (2013) lijkt bij voorbaat ten dode opgeschrev­en: een concurrent heeft een eerdere webversie van dat spel stiekem nagemaakt en hún versie komt eerder uit. Ontredderd en boos overwegen Nijman en Ismail om te stoppen. Naar de rechter stappen ze niet.

Maar het voorval leidt tot een storm van publicitei­t, en daarmee naamsbeken­dheid. Tot hun opperste verbazing verkoopt Ridiculous Fishing als een trein – ze verdienen in enkele maanden 1 miljoen dollar.

Voor het eerst heeft Vlambeer geld. Veel geld. Ismails voelt zich er schuldig over, zegt hij in The New Yorker. „Terwijl ik slaap verdien ik meer geld dan mijn moeder in een jaar.”

Ontwikkela­ar Adriaan de Jongh betrekt het DGG-gebouw rond dezelfde tijd als Vlambeer. Ook hij worstelt, met zijn marketing. „Ik zat vol basale vragen: wie moet ik e-mailen? Hoe ziet zo’n e-mail eruit? Rami had er een uiterst uitgesprok­en mening over en meer ervaring dan ik.”

Ismail begint zich te realiseren dat zijn ervaring met het succesvol lanceren van een game waardevol kan zijn voor anderen. „Rami wilde ervoor zorgen dat men-

sen de middelen tot hun beschikkin­g hebben die hij niet had toen hij begon”, zegt zijn vrouw, de Amerikaans­e ontwikkela­ar Adriel Wallick.

Moeite om nee te zeggen

Het is niet ongewoon voor Ismail om op gamebeurze­n groepen vreemden mee naar het restaurant te slepen, of na een speech het land in te trekken: even buurten bij lokale gamestudio’s. Hij is een sociale jongen, wordt vaak gevraagd om advies. Dan begint hij e-mails te ontvangen uit landen waarvan hij niet eens wist dat er games worden gemaakt – landen als Uruguay. Ze willen óók hulp.

Zodra Vlambeer winst maakt, stapt Ismail naar compagnon Nijman met het voorstel om een deel van het budget in te zetten om andere ontwikkela­ars te helpen. Hij pitcht het als een investerin­g in de industrie waar ze van houden. Nijman stemt in. Daarna is Ismail altijd onderweg.

„Hij dronk toen veel cola, hij stond strak van de energie”, herinnert De Jongh. „Hij zei nooit nee. Uiteindeli­jk belandde hij in 2013 in het ziekenhuis.” Galstenen. Geen cola meer, is het doktersadv­ies. Ismail moet accepteren dat hij rust nodig heeft en niet op elke e-mail in kan gaan. Toch blijft hij reizen.

De contacten tussen Ismail en Egypte zijn van kinds af aan nauw, zegt zijn va- der. Ismail leert zo dat de geschieden­is in elk land anders wordt uitgelegd, dat hij met een brede blik naar de wereld moet kijken.

Op reis ziet hij dat terug in de lokale game-industrie: in het Westen is de ster van een oorlogsgam­e de soldaat, elders de getraumati­seerde burger.

Ontwikkela­ars buiten de traditione­le westerse gamebolwer­ken lopen tegen andere problemen aan, merkt hij. Ze hebben geen geld om het land te verlaten, of begrijpen westerse gamehandle­idingen niet. „Het doet hem pijn dat we in het Westen het werk van deze mensen nooit zullen zien”, zegt Wallick.

Steeds meer beseft Ismail dat hij bereik heeft, dat de game-industrie naar hem luistert. Hij gebruikt zijn twitteracc­ount toenemend om het debat aan te zwengelen: „Weet je dat je al die vervelende discussies over diversitei­t kan vermijden als je gewoon een divers team aanneemt?”

Ook ruziet Ismail, zelf een overlevend­e van de schietpart­ij in Alphen aan den Rijn in 2011, steeds meer over politiek. „Je hebt een vuurwapen nodig om je veilig te voelen omdat je bang bent dat anderen vuurwapens tegen je gebruiken”, tweet hij tijdens een lange twitterruz­ie. „Messed up.”

Het levert hem in de rechtsere hoeken van het internet een reputatie als ‘ social

justice warrior’ op.

Nederlands paspoort

Na de moeilijke bevalling van hit Nu

clear Throne (2015), hebben Nijman en Ismail even genoeg van elkaar. Vlambeer pauzeert. Eindelijk blijft Ismail in 2017 een paar maanden thuis in Hilversum. Hij en Wallick willen trouwen. Stilzitten lukt hem niet. „Ik zet zo een livestream aan”, twittert hij op een willekeuri­ge donderdag. „Heb je vragen? Skype me.” Zes uur lang staat hij iedereen te woord.

In de aanloop naar GDC is Ismail niet echt met zichzelf bezig. Hij neemt voor de derde keer op GDC de organisati­e op zich van een panel van niet-westerse ontwikkela­ars – de eerste kans die veel van hen krijgen om zo centraal in de game-industrie te staan. De organisati­e betaalt alles. Ismail droomde ooit zelf van een ticket naar het buitenland; nu mag hij ze uitdelen.

Maar vier van zijn panelleden krijgen geen visum, en ook een back-up mag niet komen. Ismail weet hoe lastig reizen kan zijn – hij heeft zijn „zeven Arabische namen” niet mee – maar zoveel afwijzinge­n heeft hij niet eerder meegemaakt.

„Weet je dat je met een Nederlands paspoort bijna nergens een visum hoeft aan te vragen? Ik kan overal naar toe”, zegt hij over de telefoon, donker. „Zonder het Nederlands­e paspoort had ik deze prijs nooit kunnen winnen.”

Terwijl ik slaap verdien ik meer geld dan mijn moeder in een jaar Rami Ismail gameontwik­kelaar

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Links Rami Ismail en artwork van Vlambeers games Luftrauser­s (boven) en Ridiculous Fishing (onder).
Links Rami Ismail en artwork van Vlambeers games Luftrauser­s (boven) en Ridiculous Fishing (onder).

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands