Vlucht uit het doolhof
van Europese luchtvaartmaatschappijen hebben bij langdurige vertragingen recht op financiële compensatie. Maar als hun (vertraagde) vliegreis bestaat uit aansluitende vluchten (op één ticket) die door verschillende maatschappijen worden uitgevoerd, dan belanden ze met hun claim op schadevergoeding veelal in een grensoverschrijdend juridisch doolhof: bij wie en waar moeten ze aankloppen? En bij welke rechter kunnen, bijvoorbeeld, Nederlandse passagiers terecht die groot oponthoud oplopen met een Ierse maatschappij op een deeltraject in Italië?
Aan deze onzekerheid heeft het Europees Hof eerder deze maand een eind gemaakt door te bepalen dat de rechter in het (Europese) land van de eindbestemming vorderingen tot compensatie kan instellen, ongeacht op welk deeltraject de vertraging is ontstaan en zo nodig tegen een weigerachtige vliegmaatschappij uit een ander EU-land. Het Hof kwam tot dit oordeel in een zaak die was voorgelegd door een Duitse rechter naar aanleiding van een claim van Duitse luchtreizigers die in juli 2015 op hun ‘rechtstreeks aansluitende vluchten’ van Ibiza (Spanje) naar Düsseldorf (Duitsland) met overstap te Palma de Mallorca (Spanje) de aansluiting misten en dertien uur later thuiskwamen dan hun boeking beloofde. De vlucht was geboekt bij Air Berlin, dat het eerste deeltraject had uitbesteed aan Air Nostrum. www.curia.europa.eu: ECLI:EU:C:2018:160