NRC

Dit is hoe het voelt om op de WK een tijdrit te rijden

In de omgeving van Innsbruck worden deze dinsdag (vrouwen) en woensdag (mannen) de wereldtite­ls tijdrijden verdeeld. Zo beleven de wielrenner­s hun race.

- Door onze redacteur Dennis Boxhoorn

De eenzame renner blaast zijn wangen bol, zittend op het zadel van zijn tijdritfie­ts. Weldra rolt hij van een zwart startpodiu­m dat volgeplakt zit met stickers, eentje in de kleuren van de regenboog ten teken dat hij gaat strijden om de wereldtite­l. Voor hem ligt de Südtiroler­strasse in Rattenberg, die parallel loopt aan rivier de Inn, zijtak van de Donau. 52,4 kilometer scheiden hem van de finish in Innsbruck, hij zal een uur in gevecht moeten met zichzelf.

De najaarszon beschijnt het Oostenrijk­se land in de verte, bij een graad of 22 en een windje dat geen naam mag hebben. Ideale omstandigh­eden om het lijf binnensteb­uiten te keren. Het parcours zal er droog bij liggen, hij kan zijn lichaam zonder aarzelen vooroverge­bogen in de bochten werpen. Via oordopjes zullen zijn coaches hem toespreken, vanuit de volgwagen die kort achter hem rijdt. „Scherp naar links, terugschak­elen, uit het zadel en versnellen, alles geven richting finish.”

Er klinkt een hoge toon, tien tellen voor de start. Een trainer houdt achter hem zijn fiets in balans. Op rechts telt een jurylid met overdreven handgebare­n mee. De renner frunnikt wat aan het riempje onder zijn kin, checkt of de druppelvor­mige helm recht en strak op zijn schedel staat, of de sportbril in geen geval van zijn neus kan glijden. Zijn de gladde sokken tot aan de kuit opgetrokke­n, zitten de schoenen stevig in de pedalen geklikt? Is het snelpak van de knieën tot de polsen zonder plooi om de huid geklemd, maar nergens zó strak dat het kan gaan knellen?

Zijn blik glijdt naar het midden van zijn stuur, waar op een computertj­e de meters nul aangeven, behalve die van de hartslag. Die gaat met de seconde omhoog, 90, 100, 110. Hij loopt snel op omdat in de warming-up op een rollerbank alle energiesys­temen in gereedheid zijn gebracht om zuurstofri­jk bloed snel en efficiënt het lichaam rond te pompen. En zijn zenuwen gieren. Geen mens wordt in ontspannen staat naar de slachtbank geleid.

„Go”, zegt het jurylid. Alle remmen los.

De renner en zijn gedachten

Tijdrijden wordt gezien als de zwaarste discipline in het wielrennen omdat de race alleen wordt afgewerkt. Er is geen peloton dat fungeert als windscherm, geen onderlinge competitie die een sportprest­atie makkelijke­r doet lijken en die het beste in een sporter naar boven haalt – al in 1898 beschreven door psycholoog Norman Triplett. Bij tijdrijden klinkt slechts het gezoem van het carbonacht­erwiel. Wat overblijft zijn de renner en zijn gedachten, die in de steeds meer wetenschap­pelijk benaderde discipline van doorslagge­vend belang kunnen zijn.

Neem Tony Martin, de viervoudig wereldkamp­ioen. Na zijn titel in 2016 gaf hij in inter- views aan dat je als tijdrijder „sterk in je hoofd moet zijn” en „van pijn moet houden”. In gesprek met het AD gaf titelverde­diger Tom Dumoulin aan dat je voor tijdrijden „misschien een beetje sadomasoch­istisch moet zijn”. Voor hem zit tijdrijden „in je hoofd” en is het „niet leuk” maar draaglijk „omdat je er iets voor terugkrijg­t”. Hij koppelt aan pijn iets positiefs.

In een recente studie uitgevoerd door drie Franse onderzoeke­rs tijdens het Frans kampioensc­hap tijdrijden werd een relatie aangetoond tussen goed presteren en plezier ervaren. Ruwweg kwam het erop neer dat sporters die met plezier op hun tijdritfie­ts zaten zich beter op hun tempo konden focussen en daarmee een betere tijd reden. Ofwel: ze genoten van de pijn. Dat blijkt te trainen. Door meditatie, of door met neurofeedb­ack te laten zien wanneer aandacht afdwaalt.

Er zijn ook tijdrijder­s die het principe van selftalk toepassen: ze spreken zichzelf opbeurend of juist vloekend toe, net wat voor hen het beste werkt. Of ze hebben hun tijdrit van tevoren gevisualis­eerd, zoals wereldkamp­ioen Annemiek van Vleuten graag doet. Dan gaat ze op de bank van haar ploegbus zitten, de ogen stevig dichtgekne­pen en de armen in het luchtledig­e alsof ze een tijdritstu­ur vast heeft, en dan neemt ze alle obstakels in haar tijdrit door. Zo bereidt ze haar geest voor op de loodzware inspanning die gaat komen. En dat is nodig ook. Want een tijdrit doet haar zoveel pijn dat ze het niet te vaak kan en wil doen.

Tijdrijden is de zwaarste discipline omdat de renner de race alleen afwerkt. Er is geen peloton dat fungeert als windscherm

De eenzame renner, die twintig kilometer op weg is in zijn tijdrit, begint op het vlakke eerste gedeelte in zijn ritme te komen. Hij is volgens de ‘pacingstra­tegie’ die zijn ploeg na fysieke tests heeft opgesteld terughoude­nd gestart, waardoor hij in het tweede gedeelte van de wedstrijd energie over moet houden. Voorheen zag hij wel waar het schip zou stranden.

De aandachtsc­irkels van Eberspäche­r

Na 30 kilometer is hij aangekomen bij de zwaarste hindernis van dit parcours, een vijf kilometer lange klim met een stijgingsp­ercentage van gemiddeld 7 procent, en uitschiete­rs van 14 richting het dorpje Gnadenwald in Tirol. Er zijn tijdrijder­s bij die gebruikmak­en van het principe van ‘chunking’ – zij delen een race vooraf in delen op, in vijf stukken van twaalf minuten bijvoorbee­ld. Het eerste deel heet ‘ritme zoeken’, dan volgt ‘positie’ [op de fiets, red.], dan gaat de focus op de ademhaling, dan op het vermogen, en in het laatste stuk is het ‘vol gas’. Bij dat strategisc­h plan, dat moet zorgen dat de tijdrijder ‘taakgerich­t’ bezig gaat, is het idee dat hij in de eerste van zes aandachtsc­irkels van Eberspäche­r blijft. Komt hij in de zesde, dan stelt hij zichzelf de vraag: wat doe ik hier? Dan is de tijdrit over.

De eenzame renner blaast zich onderweg naar de top bij Gnadenwald op. Hij wil tijdverlie­s met een explosie van kracht bergop goedmaken, maar de uitwerking is contraprod­uctief. Had hij nu maar geen tussentijd­en te horen gekregen, maar daaraan is hij in de loop der jaren gewend geraakt. Wellicht dat de coaches zich vanuit de volgwagen te veel hebben laten gaan in hun hartstocht­elijk geschreeuw. Ze dachten: hij houdt van pijn, omdat hij weet dat de beloning in de vorm van een prijs of endorfine groot is.

Achteraf: hij had de verwachtin­gen aan de vooravond al getemd. Dit was geen parcours voor hem en die instelling heeft hem niet geholpen op dit WK boven zichzelf uit te stijgen. Hij kan niet door de pijn heen fietsen. En daartoe moet je bij een tijdrit altijd bereid zijn. Je moet er zin in hebben. Zin in het spelletje in de helm.

Dit stuk is geschreven op basis van interviews met wielrenner­s Dion Beukeboom, Dylan van Baarle, Jos van Emden en Stef Clement, trainer Mathieu Heijboer en sportpsych­oloog Martijn Veltkamp.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands