Thuis zijn
en van de nadelen van wonen in een stokoud huis is de gehorigheid. De wanden en vloeren zijn dun als vloeipapier waardoor je af en toe het gevoel hebt in één ruimte met je bovenburen te leven. Ik kan soms letterlijk horen wat ze tegen elkaar zeggen. Door die dunne wanden heb ik ook liever geen seks in mijn huis. Ik was een keer bezig en toen hoorde ik mijn bovenbuurman roepen waar de augurken waren gebleven. Op mijn beurt kreeg ik eens, toen ik door mijn woonkamer rondjes liep en hardop opsomde wat er wél leuk was aan het leven, een appje van mijn bovenbuurvrouw of het wel goed ging.
En zo bouw je geluidsgewoontes op. Ik heb het grootste deel van de tijd oordopjes in, telefoneer zo zacht mogelijk en bedrijf de lust zoveel mogelijk buiten de deur. Maar afgelopen week waren de bovenburen, die overigens fantastische mensen zijn en bovendien deze krant lezen, een weekje weg. Ik merkte het pas toen ik voor het douchen mijn oordopjes uit mijn oren wilde halen en ontdekte dat ik ze helemaal niet in had. De eerste dag voelde de stilte sinister, alsof ze waren overleden en twee meter boven me lagen te ontbinden. De dag erop durfde ik hardop tegen de cavia’s te praten en vanaf woensdag nam ik zonder gêne alle geluidsruimte in: keihard zingen, luid tegen mezelf en mijn huisdieren kletsen, geen sorry naar boven roepen als ik weer eens iets te hard de deur dichtsmeet. Ik was vrolijker, meer ontspannen. Er was geen beat die door het plafond naar beneden dreunde, er was geen onverwacht kabaal waardoor er weer wat (hoofd)haar uitviel.