Slauerhoff en het sierzwemmen
Konakry, wat was je heet;/ Nog heter dan de negerinnen,/ Die gingen, glanzend van het zweet,/ Heter dan langgespeende zinnen.’ Aan die strofe uit J. Slauerhoffs gedicht ‘O Konakry!’ moest ik denken toen vorige week een herziene en uitgebreidere editie verscheen van zijn Verzamelde gedichten.
Als jongeling dweepte ik met de verhalen en gedichten van deze poète maudit, omdat ze over een verlangen naar verre oorden gingen, ver weg van het beklemmende Nederland. En nu ik volgende week eindelijk zelf scheep ga – niet zoals Slauerhoff naar de Afrikaanse havenstad Konakry, maar naar Athene – wordt het tijd om hem ter gelegenheid van zijn 120ste geboortedag op de woelige Adriatische Zee te herlezen.
Dat Slauerhoff ook een minder somber-avontuurlijke kant had en geestig kon zijn, las ik in het recente nummer van literair tijdschrift De Parelduiker, waarin een teruggevonden satirisch verhaal uit zijn studentenjaren staat. Het is in feite zijn prozadebuut, zo schrijft Slauerhoff-kenner Hein Aalders in zijn vermakelijke artikel over die gouden vondst.
Het opgedoken verhaal, Luctor et Emergo, dateert uit 1917 en werd gepubliceerd in het advertentiekatern van het Haarlemse familieblad Eigen Haard. Het is een satire over een preutse Amsterdammer, die het niet kan hebben dat zijn vrouw en dochter lid van een dameszwemclub zijn geworden en gloriëren in het demonstratie- en sierzwemmen. Hij walgt ervan als zijn vrouw en dochter zich in hun natte zwemkleding aan het publiek tonen. Daarom weigert hij hun zwemactiviteiten bij te wonen. Sterker nog, hij leest zelfs de krant niet meer, omdat daar steeds vaker verslagen van zwemwedstrijden in staan. Hoe groot kan iemands walging zijn?