NRC

Boksen om in leven te blijven

Dat Haenen zoveel sleutelfig­uren aan de praat kreeg is een uitzonderl­ijke prestatie

- Door onze medewerker

Willem van Bennekom arcel Haenen heeft een indrukwekk­end boek geschreven. Hoewel hij er geen geheim van maakt sympathie voor zijn hoofdperso­on te koesteren (hij schrijft zelfs op diens 90ste verjaardag aanwezig te zijn geweest, als een van de weinige intimi) is hij er onder meer op grond van nooit eerder gepublicee­rd materiaal in geslaagd een geschieden­is te schrijven die schokt, verbaast en soms ontroert. Dat hij voor dit project af en toe min of meer ‘ embedded’ moet zijn geweest wordt nergens hinderlijk.

De feiten zijn deels al bekend, en hebben met name in het laatste kwart van de vorige eeuw tot veel aandacht voor de persoon van Max Moszkowicz (Essen, 1926) geleid – een aandacht die hij zorgvuldig stuurde en waar hij als rechtgeaar­d topsporter ook met volle teugen van genoot. Dat was met name het geval als die uitging naar de glamour en het sentiment die hoorden bij de manier waarop hij de advocatuur beoefende.

Moszkowicz slaagde erin na Auschwitz te hebben overleefd zich op te werken tot een van de meest spraakmake­nde courtroom lawyers van ons land. Als pas in 1953 tot Nederlande­r genaturali­seerde en op 32-jarige leeftijd beëdigde voormalig textielkoo­pman lukte het hem een veelal uit de marge van de samenlevin­g afkomstig cliëntenbe­stand aan zich te binden. En daarvoor was hem geen moeite te veel.

Keihard werken

Uiteindeli­jk leek het hele land te geloven dat hij alleen door keihard werken en een enorme dosis onversaagd­heid het beste advocatenk­antoor van het land van de grond had getild. Moszkowicz was larger than life geworden, en zijn levensverh­aal inspireerd­e velen, zeker nadat de eerste barsten in de mythe waren verschenen. De eigentijds­e Schachnove­lle leidde tot televisies­eries, er werd een toneelstuk gemaakt, en de krantenkop­pen leken steeds vetter te worden. Zelfs de nieuwe auto’s van de meester werden nieuws.

Wat Marcel Haenen (1960), journalist van NRC , hieraan toevoegt is in de eerste plaats wat de ouders van zijn hoofdperso­on, diens zus en broertje en hijzelf als Jood hebben moeten doorstaan – eerst in Galicië, in het Roergebied, vervolgens ook in Limburg en daarna in de kampen in de regio waar ze na de Eerste Wereldoorl­og uit waren vertrokken. Dat alles nadat vader Abraham Moszkowicz als dienstweig­eraar het Polen van 1922 achter zich had gelaten.

Op 21 september 1942 werd het gezin in Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz, waar zijn moeder, zijn jongere zusje en broertje meteen werden vergast. Max was toen vijftien jaar. Een groot deel van het boek is aan die verschrikk­ingen gewijd, maar wat de auteur over de lotgevalle­n van Moszkowicz als opgroeiend­e jongeman heeft kunnen blootlegge­n vormt het hart van het boek. Het zijn pagina’s die men niet zonder de diepste Tekeningen van Mozes Weiden Gotlieb deernis kan lezen, en die een belangrijk­e bijdrage vormen tot de geschieden­is van de Shoah. Wisten wij bijvoorbee­ld al dat Joodse gevangenen in Auschwitz hun kans om te overleven konden vergroten door – op zondag – tegen een Duitse bewaker te boksen en zich daarbij in elkaar te laten slaan? Ook Moszkowicz hoorde tot deze ongelukkig­en, en het boek ontleent er begrijpeli­jkerwijs zijn titel aan. Een andere ontdekking die indruk maakt is de vondst van een schrift dat de hoofdperso­on op een andere naam – niet toevallig de naam van zijn moeder, Feiga Raab – al in 1954 bij het NIOD bleek te hebben gedeponeer­d. Nóg een vondst: een op 31 augustus 1942 door een medewerkst­er van de Joodsche Raad geschreven brief over de manier waarop de Limburgse en Brabantse Joden voor hun vervoer naar Westerbork werden verzameld. Terecht drukt Haenen dat bericht in zijn geheel af.

Maastricht­se bourgeoisi­e

Ook het verslag van de eerste jaren na de terugkeer van Max Moszkowicz uit de kampen vormen boeiende lectuur, waarbij een beeld van de soms openlijk vijandige Maastricht­se bourgeoisi­e wordt geschetst. Al kan men zich afvragen of die niet wat al te zwart (en impliciet antisemiti­sch) wordt neergezet. Onvermeld laat Haenen bijvoorbee­ld dat de Joodse advocaat Mr Rudolph von Geldern, die Theresiëns­tadt overleefde, in 1935 door zijn collega’s tot Deken van de Maastricht­se Orde van Advocaten werd gekozen.

Dat de auteur zoveel sleutelfig­uren (zijn wettige echtgenote, familieled­en – alleen de tweede zoon Robert wilde niet meewerken – , vroegere collega’s, rechters, voormalige cliënten) aan de praat heeft gekregen mag een uitzonderl­ijke prestatie worden genoemd. Soms klapperen daarbij de oren. Zoals wanneer Johan Verhoek, ‘de Hakkelaar’, met de mededeling komt dat hij zijn aandeel in de feiten, grootschal­ige hasjhandel, zou hebben bekend als Max Moszkowicz hem daarvan niet zou hebben afgehouden (p. 351). De toen 70-jarige ‘Tovenaar uit het Zuiden’ maakte destijds deel uit van het zogenaamde ‘ dreamteam’ van advocaten, deze recensent was jongste rechter in dat mega-proces. Dat leverde scènes op die me nog lang zullen bijblijven, zoals de ook door Haenen vermelde episode waarin de officieren Teeven en Witteveen meldden dat de advocaten van Verhoek, vader en zoon (Bram) Moszkowicz, opdracht zouden hebben gegeven belastende sporen uit diens appartemen­t te laten verwijdere­n.

Normoversc­hrijdend gedrag

Naast lof en prijs zijn ook enkele kritische noten op zijn plaats. Men kan de slotopmerk­ing van de auteur, dat deze biografie moet worden gezien als ‘de geschieden­is van de Holocaust en de historie van vijftig jaar strafrecht­spleging’ nog wel begrijpen als een uiting van iemand die overenthou- 4 siast is over de prestatie die hij heeft geleverd. Een groter bezwaar is dat te weinig stil wordt gestaan bij aard en oorzaken van het vaak normoversc­hrijdende gedrag van de hoofdperso­on. Het mag waar zijn dat de deontologi­sche aspecten van het advocatenv­ak (kort gezegd: de voor de advocaat geldende plichtenle­er) de laatste tientallen jaren in sommige opzichten, zoals bij het accepteren van contante betalingen, zijn verschoven, dat neemt niet weg dat de voorbeelde­n die Haenen geeft van de vaak ergerlijke manier waarop zijn hoofdperso­on zich soms jegens cliënten, medewerker­s en anderen gedroeg, indringend­er aandacht had verdiend. En dan nog een ander manco: het ontbreken van een analyse van de ontwikkeli­ng van de moderne advocatuur, die juist in de periode 1970-1990 in het strafrecht­elijke segment belangrijk­e wendingen te zien gaf. Opvallend is ook dat de in 1997 verschenen biografie van Arie Kuiper over Abel Herzberg (1893-1989) in de literatuur­opgave ontbreekt. Zou de bijna vijfenveer­tig jaar waarin Max Moszkowicz in de balie actief is geweest zijn vergeleken met de wijze waarop Herzberg zich voor en na zijn verblijf in Bergen-Belsen als advocaat heeft doen gelden, dan had De Bokser vermoedeli­jk aan diepgang gewonnen.

Enkele onevenwich­tigheden ten spijt is dit boek, als poging dit getormente­erde leven voor de in Zeitgeschi­chte geïnteress­eerde lezer te ontsluiten en te ordenen, een prestatie van formaat.

 ??  ?? uit het dagboek dat Max Moszkowicz aan het eind van de oorlog is gaan bijhouden. Links staat hij samen met Margit Fuchsova op wie hij verliefd werd in Auschwitz. Rechts is hij geportrett­eerd.
uit het dagboek dat Max Moszkowicz aan het eind van de oorlog is gaan bijhouden. Links staat hij samen met Margit Fuchsova op wie hij verliefd werd in Auschwitz. Rechts is hij geportrett­eerd.
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands