Opslag CO2
Waarom komen overheid, industrie en milieubeweging niet tot een klimaatakkoord?
Het heeft geen zin er alleen met gestrekt been in te gaan Faiza Oulahsen Greenpeace
De grootste splijtzwam bij de onderhandelingen over een nieuw Nederlands klimaatakkoord wil maar niet kleiner worden. Voor- en tegenstanders van de ondergrondse opslag van CO2 zijn na ruim een half jaar praten geen stap dichter bij elkaar gekomen.
Voor industrie en overheid is ondergrondse opslag een snelle en veilige manier om broeikasgassen uit de lucht te halen. De milieubeweging vindt de opslag niet alleen duur en onveilig, maar vreest ook dat bedrijven hun uitstoot vervolgens minder snel gaan beperken. Eind dit jaar moet er een klimaatakkoord liggen, maar betrokkenen noemen de kans op een doorbraak van carbon capture and storage (CCS) minimaal.
Die impasse was op 10 juli al zichtbaar, toen de voorstellen voor een nieuw, breed klimaatakkoord werden gepresenteerd. Tegelijk werd een joint fact finding ingesteld: vertegenwoordigers van industrie en milieubeweging gingen op jacht naar feiten en oplossingen rond de CO2opslag. Binnen drie maanden zouden ze met „een nadere invulling” komen. Die bleef uit, en geen van de partijen ziet beweging aan de andere kant.
‘Klok tikt door’
Overeenstemming is van groot belang om eind dit jaar toch tot een klimaatakkoord te komen. Als onderdeel daarvan moet de industrie, goed voor 40 procent van de uitstoot, in 2030 jaarlijks ruim 14 miljoen ton minder broeikasgassen uitstoten. De huidige plannen voorzien de helft van die reductie via CCS. De CO2 zou in lege gasvelden voor de Noordzeekust kunnen worden opgeslagen. In de voorstellen voor het klimaatakkoord wordt deze ondergrondse opslag als noodzakelijke „tussenoplossing” genoemd.
Die noodzaak ziet ook directeur Frans Rooijers van onderzoeksbureau CE Delft. „De urgentie is heel groot. Het is geen ideale oplossing, maar de klok tikt door.”
In 2030 wil het kabinet de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen minstens gehalveerd hebben ten opzichte van 1990. „Het is niet reëel om te denken dat dit zonder CCS kan. Het liefst rijdt iedereen mor- gen elektrisch, produceert de industrie schoon en brengen we de veestapel snel terug. Maar die ideale wereld hebben we niet”, aldus Rooijers. Opslag van 7 miljoen ton in 2030 noemt hij realistisch.
CO2-opslag biedt de industrie meer respijt, en dat is direct de basis voor een min of meer ideologisch geschil. De milieubeweging vreest dat de industrie nu meer tijd neemt voor verduurzaming. Als de helft van de CO2 wordt opgeslagen, hoef je immers minder hard te lopen om de uitstoot van raffinaderijen, elektriciteitscentrales en chemische fabrieken te beperken.
„Investeren in CCS doe je niet voor een paar jaar”, zegt Faiza Oulahsen van Greenpeace, die aan de overlegtafel met de industrie zit. „Het gaat om investeringen voor tien, twintig jaar. De kans dat je voor die tijd op nieuwe technologie overgaat, wordt met CCS natuurlijk kleiner. En vergeet niet, dit zijn ook de partijen die het klimaatbeleid al jaren dwarszitten.” En de rekening van CCS, verwacht ze, komt ook weer bij de burger terecht.
De industrie vindt CCS in combinatie met verduurzaming de enige realistische weg. Bepaalde bedrijfsprocessen kunnen nog niet zonder fossiele energie en produceren dus CO2. Daar komt bij dat de situatie in Nederland erg geschikt is voor ondergrondse opslag, zegt Hans Grünfeld, directeur van de VEMW, die de grootverbruikers van energie vertegenwoordigt. „De industrie zit bijvoorbeeld in Rotterdam dicht op elkaar, de lege gasvelden liggen niet ver weg en we hebben ook nog eens een actieve partij, de Rotterdamse haven, die ze bij elkaar brengt.” Volgens hem kijkt de Europese Commissie met belangstelling naar de plannen in Rotterdam. „In Brussel vindt men dit het meest kansrijke CCS-project van Europa.”
Logischerwijs bestrijden voorstanders van CCS dat dit een rem zet op de verduurzaming van de industrie. „Ook bedrijven zien dit niet als een ideale oplossing”, zegt adviseur Rooijers. Daar is het te duur en omslachtig voor. „Ik ben niet bang dat de innovatie hierdoor stokt.”
Het Rotterdamse havenbedrijf wil met EBN en Gasunie – beide gelieerd aan de staat – een actieve rol in CCS. Hun samenwerking dateert uit de tijd dat Uniper stopte met het voornemen om CO2 af te vangen bij zijn kolencentrale op de Maas- vlakte. Dat plan stierf een vroege dood, tot grote spijt van toenmalig minister Kamp.
De Rotterdamse haven trok dit voorjaar de conclusie dat de CO2-opslag realistisch is; een gasveld 25 kilometer uit de kust kan zo’n 37 miljoen ton broeikasgas hebben. Opslag en transport zouden 25 tot 35 euro per ton kosten. Daar komen kosten voor afvang bij, die per bedrijfsproces uiteenlopen. Nu betaalt een bedrijf ruim 20 euro om een ton CO2 te mogen uitstoten.
Gegeven dat kostenverschil ziet het havenbedrijf een rol voor de overheid. „Je moet bedrijven natuurlijk verleiden zolang uitstoten in de lucht goedkoper is”, zegt Sjaak Poppe van de Rotterdamse haven. Ook is een verantwoordelijke partij voor de gasvelden nodig. „De kans op lekkages is minimaal, maar geen bedrijf wil dat risico voor de komende decennia nemen. Die verantwoordelijkheid moet bij de staat komen.”
Impasse blijft bestaan
Volgens optimistische scenario’s kan de eerste CO2 over vijf jaar worden afgevangen. Is dat reëel, gezien het ontbreken van ervaring? En zijn de risico’s niet te groot?
Ook hier verschillen de meningen. Voorstanders benadrukken dat het bewezen technologie is. Zo levert Shell al jaren afgevangen CO2 aan Westlandse tuinders. En bij boren naar olie wordt geregeld CO2 ingespoten om de druk te verhogen. Op inmiddels zeventien plaatsen in met name Amerika, Canada en Noorwegen wordt al CO2 ingespoten of opgeslagen.
„Maar dat is niet vergelijkbaar met CCS op grote schaal en voor honderden jaren zoals de industrie hier wil”, zegt Oulahsen van Greenpeace. „Er zijn wereldwijd hoogstens vier projecten waarbij het echt om opslag gaat.” Omdat de milieubeweging de kosten voor langjarig beheer van de gasvelden meerekent, komt haar rekening van CCS veel hoger uit.
Over de uitkomst van de CCS-discussie heerst weinig optimisme. Niemand zou verbaasd zijn als de impasse blijft bestaan. Oulahsen ontkent dat CCS voor de milieubeweging sowieso niet acceptabel is. „Uiteindelijk kijk je bij het klimaatakkoord naar het totaalpakket. Het heeft geen zin er alleen met gestrekt been in te gaan. Of we eruit komen? Die vraag vind ik te vroeg. Ik zie de industrie in elk geval niet bewegen.”