Pretentieloze en vaardige B-film met Nazizombies in Normandië
de vooravond van Operatie Overlord, de slag om Normandië in 1944, wordt een groepje Amerikaanse parachutisten boven een Frans dorpje gedropt. Hun missie: het uitschakelen van in een kerktoren verstopte Duitse zendapparatuur die de communicatie van de geallieerden op D-Day zal verstoren. In de beginscènes worden ze geïntroduceerd terwijl ze in een vliegtuig zitten dat hevig onder vijandelijk vuur ligt. Het zijn klassieke types die we kennen uit menig WO2-film: de stoïcijnse, kauwgum kauwende soldaat, de zenuwachtige nieuwkomer, de ijzervreter en de grappenmaker. Boyce, de nieuwkomer, is een zwarte soldaat; samen met een zwarte sergeant zit hij in een verder wit bataljon. In werkelijkheid was het Amerikaanse leger indertijd raciaal gesegregeerd, maar Overlord streeft geen realisme na. Het tegendeel is eerder waar.
Na een wat lange aanloop komen de mannen aan bij het door nazi’s overspoelde dorpje. Ze worden geholpen door Chloé, een jonge Franse vrouw die seksu- eel belaagd wordt door een Duitse officier. Langzaam komen ze erachter dat de nazi’s sinistere experimenten uitvoeren in een kelder onder de kerk. Daar staat een laboratorium dat, zoals de Duitse officier het uitlegt, moet zorgen dat het Duizendjarige rijk ook duizendjarige soldaten tot zijn beschikking heeft: onoverwinnelijke soldaten die, wat er ook gebeurt, weer uit de dood opstaan om dood en verderf te zaaien. Lukt het de Amerikanen om zowel de zendapparatuur als deze nazizombies uit te schakelen?
Het levert een pretentieloze, plezierige B-film op, die mede is geproduceerd door J.J. Abrams. De bij vlagen smerige actie wordt vaardig in beeld gebracht. Maar het is de jonge cast die imponeert, vooral Wyatt Russell – zoon van acteur Kurt Russell – als alfamannetje en Jovan Adepo (Boyce), die wel iets weg heeft van Daniel Kaluuya, de acteur uit horrorfilm Get Out. De zachtmoedige Boyce gebruikt niet graag geweld, maar soms zit er niet anders op. André Waardenburg