Literaire seismologen
it is het landschap waar het om draait. Kijk: de rookkolom van een kolencentrale, een rijtje windturbines, een oude windmolen, een kerk, een kanaal. Eh, eerlijk gezegd spreekt het uitzicht waarmee journalist Louis Stiller zijn boek Gasland begint niet direct boekdelen. Wat hij daar probeert te tonen: ‘Dit is het land van het aardgas, zover mijn oog kan zien.’
De ‘slowmotionramp’ waarover zijn boek gaat, mag zich dan voor zijn ogen afspelen, maar is nauwelijks zichtbaar, want onder de grond. Dáár slonk de gasbel en klonk de aarde in, langzaam zakkend, soms hevig bevend, dáár lag het probleem. Wie op de details let, ziet in Stillers uitzicht wel het steigerdoek waarmee de kerk van Usquert is ingepakt. De kerk werd gerenoveerd, mede vanwege bevingsschade.
Je ziet meteen de literaire potentie van dat beeld. Je voelt de vlakten van het Groninger cultuurlandschap, die onverhoeds bol staan van de dreiging. De stille veehouders, het land waaraan zij verknocht zijn, terwijl de grond onder hun voeten barst. Je zou er zo een roman mee kunnen beginnen, een droeve tragedie. Of een boze roman over het noordelijkste wingewest: ze slorpten wel het gas weg, maar keken niet om naar de mensen.
Of een journalistiek boek, zoals Louis Stiller (1959) schreef. Wat levert dat op? Gasland is overduidelijk ontsproten aan een gevoel van onrecht: hij doet een stevige poging om de woorden ‘bevingsschade’, ‘versterkingsoperaties’, ‘niet-bevingsgerelateerd’ en ‘verbitteringssyndroom’ in ons geweten te verankeren, nadat ze eerst de huisvrede van duizenden Groningers verstoorden. Het boek begint als een reportage, wat ongericht maar met rake anekdotes, zoals over een kerstfeest dat afgeblazen werd wegens instortingsgevaar. Vervolgens vertelt Stiller pakkend hoe het gas de Groningers in een ‘gijzeling’ nam, en sluit hij af met een meedenkend betoog over duurzame energie – om niet te pessimistisch te eindigen. Maar boos was hij wel, toen hij besefte ‘dat we eigenlijk niet in Nederland wonen maar in Gasland’, een wat kinderlijke term die hij stug blijft gebruiken. Zijn punt – dat Nederland de economie stelselmatig boven de Groningers stelde – is valide, maar wanneer hij schrijft dat dit een verhaal is ‘van machten die groot en onzichtbaar zijn’, ondermijnen zijn emoties het verhaal. Dan wordt zijn houding meer die van een romanfiguur, tragisch boos, dan die van een journalist.
Svetlana Alexijevitsj
Een romanfiguur – daar was wat voor te zeggen geweest. ‘Wil je echt begrijpen hoe de menselijke geschiedenis in elkaar zit, dan moet je de omgekeerde weg bewandelen en van statistieken verhalen maken’, is de les die Stiller leerde van de Wit-Russische Nobelprijswinnares Svetlana Alexijevitsj. Zij praatte met gewone Russen en maakte van hun getuigenissen meesterlijke literatuur. Die verhalen verdwijnen in Gasland naar de achtergrond en dat ga je missen: die persoonlijke rode draad die de ruggengraat was van bijvoorbeeld Marcia Luytens Het geluk van Limburg (2015), haar boek over de ook al even laag-bij-de-grondse perikelen in die andere uithoek, de Limburgse mijnen. Dat neigde naar de romanvorm.
Die vorm lonkt, als Stiller schrijft: ‘Waarom schreef W.F. Hermans wel een monumentale geologische roman over het noorden van Noorwegen – Nooit meer slapen – maar niet over de geofysische worstelingen in Ten Boer of Slochteren, waar hij hemelsbreed twintig kilometer vandaan woonde?’ Goede vraag, als je hem breder trekt. Met de voorstelling Gas maakte Toneelgroep Jan Vos onlangs een naar verluidt groots theaterstuk, maar