Nog even snel een heuveltop veroveren
Joost Vermeulen e resultaten van de laatste Duitse aanval in de omgeving van Sedan op 10 november 1918’, luidde het onderschrift bij een oude foto die ik jaren geleden in een tot museum omgebouwde schuur even buiten Ieper zag. Het beeld van dat verwrongen lichaam in een kapotgeschoten loopgraaf en vooral die tekst hebben mij sindsdien niet meer losgelaten.
Zo aan je einde komen in een van godverlaten niemandsland nog geen dag voordat de wapenstilstand op 11 november 1918 om 11 uur ’s ochtends zou ingaan, zoals de Duitsers en de geallieerden op 7 november overeengekomen waren. Waarom waren de Duitsers daar, op het allerlaatste moment, in de aanval gegaan terwijl overal om hen heen hun landgenoten op de terugtocht waren? Was dit een uitzondering, een ongeluk misschien; hadden deze Duitsers nog niet gehoord van de op handen zijnde wapenstilstand? Of was de soldaat in die loopgraaf helemaal niet omgekomen door vijandelijk vuur, maar was hij het slachtoffer van een van de vele duizenden mijnen en granaten die overal waren achtergelaten?
Deze Franse soldaat die op 10 november het leven liet was geen uitzondering, zo blijkt in Het elfde uur van de Belgische historicus Pieter Serrien (1985). ‘Alleen al in België sneuvelden er op 10 en 11 november 81 burgers en 741 militairen, 358 Duitsers, 145 Belgen, 113 Engelsen, 75 Fransen en 46 Canadezen’, schrijft Serrien in zijn minutieuze, indrukwekkende verslag van de allerlaatste fase van de Eerste Wereldoorlog. Deze getallen staan nog in geen verhouding tot het aantal manschappen dat elders langs het westelijke front in die periode het leven liet. ‘Bijna drieduizend zijn er uiteindelijk geteld. Maar hoeveel er werkelijk sneuvelden op die laatste dag, bij de bevrijding van Gent, de oversteek van de Maas in Frankrijk, de bevrijding van Sedan en de herovering van Verdun, dat zal nooit precies duidelijk worden.’
Als er een ding wél duidelijk wordt in dit boek dan is het dat die laatste oorlogsperiode uiterst chaotisch, wreed en bloederig is verlopen en dat de gevechten letterlijk tot op de allerlaatste seconden, en soms zelfs nog daarna, zijn doorgegaan. Zo beschrijft Serrien de communicatie-problemen die er de oorzaak van waren dat Amerikaanse troepen in de Franse Ardennen nog een kwartier voordat de wapenstilstand officieel van kracht zou worden aan een nieuw offensief begonnen. Duitse soldaten in hun loopgraven aan de Belgische grens. Ook citeert hij uit het verslag van een Amerikaanse officier die zijn troepen om 10.30 uur nog ten aanval stuurt omdat hij nog snel een strategische heuveltop wil veroveren voordat de wapenstilstand in zal gaan. Want: ‘deze wapenstilstand zal beslist niet lang stand houden.’ Elke meter die er nu nog veroverd kon worden, betekende een groot voordeel als de strijd weer hervat zou worden. De auteur doet ook verslag van rancuneuze Belgen die direct na 11.00 uur hun kans schoon zagen om wraak te nemen op Duitse militairen. En hij beschrijft de moedwillige verwoestingen die sommige Duitse troepen op hun terugtocht nog aanrichtten.
Kogelregen
Serriens boek zit vol verschrikkelijke gebeurtenissen. Gruwelijk is het verhaal van de tientallen Duitse soldaten bij Namen die, omdat ze een andere tijd hanteerden (zij lagen een uur voor), op de 11de november stipt om 10.00 uur uit hun loopgraven omhoog kwamen om in een regen van kogels te sterven. Angstaanjagend is ook de beschrijving van een familie die ternauwernood in de kelder van hun huis een bombardement overleeft of van Engelse bommen die op de laatste dag per ongeluk een woonwijk in Leuven treffen.
Hoewel er al eerder boeken verschenen over de allerlaatste fase van de oorlog, zoals Voices from the past. Armistice 1918 van de Britse militairhistoricus Paul Kendall, is dit boek van Serrier een uiterst waardevolle aanvulling. Want terwijl Kendall en andere, vooral Angelsaksische auteurs bijna uitsluitend gebruik maken van Engelstalige bronnen citeert Serrien ook Duitse, Belgische en Nederlandse (oog)getuigen. Want getuigenissen, verhalen en anekdotes over wat zich in die waanzinnige laatste dagen en uren langs het westelijke front allemaal afspeelde vormen de kern van zijn boek. Het zijn zoals hij zelf zegt: ‘Verhalen van mannen op leeftijd, en van jonge gasten aan het front afkomstig uit hun dagboeken, memoires en verslagen.’
Serrien bouwt zijn verslag van de laatste oorlogsdag zorgvuldig op. Hij begint met een globale schets van de situatie aan het westelijke front aan het einde van de zomer van 1918. Vervolgens behandelt hij kort de drie factoren die de Duitsers tot de onderhandelingstafel dwongen: de Spaanse griep, waardoor het Duitse leger dermate veel mensen verloor dat het in eerste instantie zo succesvol verlopen lente-offensief vastliep; het daarop volgende geallieerde offensief, dat vooral steunde op de steeds grotere aantallen Amerikaanse en Canadese militairen die in de strijd werden geworpen; en ten slotte de sociale onrust in Duitsland die er voor zorgde dat de militaire commandostructuur werd aangetast.
Daarna beschrijft hij in zeven hoofdstukken, die elk een dag bestrijken – van 4 tot 10 november – de situatie aan de verschillende delen van het westelijke front. Het boek eindigt met een beschrijving van de laatste 24 uur. Elk uur is een apart hoofdstuk en daarbinnen beweegt de auteur zich opnieuw van het front bij de Schelde tot en met de strijd om Verdun en Metz. Het allerlaatste uur van WO I beschrijft hij van minuut tot minuut.