NRC

Een dorpsoudst­e, zoals oals in Sierra Leone, kunnen nen we hier ook gebruiken ken

In de jaren negentig ontvluchtt­e Tarawally Sierra Leone. Hij woonde zeven jaar in azc’s. Na twee romans schreef hij nu een non-fictie boek. ‘Ik durf met mijn billen bloot.’

- Door onze redacteur Maral Noshad Sharifi Foto Merlijn Doomernik

Babah Tarawally Schrijver Boeken

Babah Tarawally zoekt constant naar verbinding. Ook in de regen op een bedrijvent­errein tussen Den Haag en Rijswijk. „Hallo meneer”, roept hij naar een fietser. „Woont u hier?”

De man remt en knikt. Tarawally loopt op hem af. „Uw huis was vroeger mijn azc”, zegt hij, en wijst naar de overdekte fietsensta­lling in de hoek van de binnenplaa­ts. „Daar zat onze dining hall.” De man steekt zijn hand uit naar de 45-jarige Tarawally, die meteen zijn nieuwe boek Gevangen in zwart-witdenken uit zijn tas trekt. „Ik schrijf erover in dit boek”, zegt hij. Het is voor het eerst, na 22 jaar, vertelt Tarawally, dat hij terug is op deze plek.

Toen Tarawally (1972) hier begin jaren negentig in een klein kamertje kwam te wonen had hij net de oorlog in Sierra Leone achter zich gelaten en wachtte hij op „orders van boven”. Hij voelde zich machteloos en klein. Om de tijd te doden liep hij vanaf de Junostraat naar het station van Den Haag – 3,5 kilometer verderop – waar hij op een bankje zat en urenlang naar reizigers staarde. Hij fantaseerd­e over hun bestemming­en. Precies op de plek waar we nu staan speelde hij volleybal met andere asielzoeke­rs namens Team Afrika – het enige continent dat als land meetelde – tegen Team Afghanista­n, Team Joegoslavi­ë of Team Irak.

De naam Babah Tarawally betekent ‘adviseur van de koning’ in het Mandingo. Hij werd op zijn 23ste door zijn vader naar Nederland gestuurd, als een soort brief, schrijft hij, met twee taken: Hij moest hier aandacht vragen voor de burgeroorl­og in zijn land, en hij moest voorkomen dat zijn familietak zou afsterven. Tijdens de oorlog die tot 2002 duurde zijn meer dan 50.000 mensen omgekomen, hele families hielden op te bestaan.

Zijn vader pakte zijn handen vast en zei; ‘Ga met open blik en omarm de mensen die je treft. Ze zijn niet je vijand maar je medemens.’

‘Dankbare vluchtelin­g’

Gevangen in zwart-witdenken gaat over de ijverige manier waarop Tarawally, als ‘dankbare vluchtelin­g’, Nederland omarmde. Het gaat over de belangrijk­e mensen die hij in de zeven jaar dat hij in azc’s woonde tegenkwam. Terwijl het ‘decor van zijn wereld’ veranderde. Het was alsof hij van de kleuterkla­s naar de middelbare school ging, zonder instructie, schrijft hij. Na Den Haag woonde Tarawally in Chaam (NoordBraba­nt), Drachten (Friesland) en als laatste in Groningen, waar hij zich, ondanks dat hij nu al jaren in Utrecht woont, nog steeds het meest thuisvoelt.

Als we weglopen van het bedrijvent­errein, richting de McDonald’s waar hij vroeger een Big Mac-verslaving ontwikkeld­e, en waar het interview zal plaatsvind­en, begint hij plots te lachen. Hij wijst naar een parkeerpla­ats. „Hier gingen we dan naast een mooie auto poseren en stuurden de foto naar huis. Voor ons Afrikanen een manier om te laten zien dat we het hadden gemaakt.”

Hij heeft vervelende herinnerin­gen aan de zeven jaar dat hij in azc’s woonde. Elke vorm van groei werd hem ontnomen. „Ik weet niet of ik die plekken bewust of onbewust al die tijd niet heb opgezocht”, zegt hij. „Maar ik kan die periode nu gemakkelij­ker afsluiten.” Toen Tarawally ‘land, zee en lucht overbrugde’ en zich op Schiphol meldde als politieke vluchtelin­g liep hij al met een notitieblo­kje rond. Dit zou ooit een boek worden, wist hij toen al. Hij beschrijft de darmkrampe­n na zijn eerste Hollandse maal; zijn eerste crush op een blonde vrouw; zijn eerste carnavalsf­eest. Eerder bracht Tarawally twee romans uit: De verloren hand (2016) en de De god met de blauwe ogen (2010).

Waarom werd dit pas uw derde boek? „Eerder voelde ik me nog niet geworteld in Nederland. Je moet sterk zijn om nonfictie te schrijven, je kunt aangevalle­n worden en mijn meningen zijn pittig. Vroeger verstopte ik wat ik wilde zeggen over onrecht en racisme in mijn romanperso­nages. Mijn laatste boek ging over de opkomst van Wilders. Nu voel ik me echt volwassen, ik kan zeggen wat ik denk. Ik durf met mijn billen bloot.”

Tarawally, die twee dochters heeft van negen en elf, heeft met zijn laatste boek een heldere boodschap. Hij maakt zich zorgen over de oververhit­te discussie over zwart en wit. Mensen zonder nuance, aan beide zijden, lijken de discussie te kapen, zegt hij. Witte Nederlande­rs die bang zijn voor veranderin­g en angstvalli­g alles wat daar naar neigt tegenhoude­n. En een klein, jong deel van de zwarte gemeenscha­p in Nederland dat volgens hem veel eisen stelt en geen concessies wil doen. In zijn boek schrijft hij dat deze groep dictatuur, onderdrukk­ing en oorlog niet van dichtbij heeft meegemaakt, of ze zijn jong naar Nederland gevlucht of hier geboren.

„Ik begrijp heel goed waarom ze gefrustree­rd zijn”, zegt Tarawally. „Zij hebben last van discrimina­tie, hun ouders hadden dat ook al, maar die hadden geen tijd om het aan te kaarten, ze waren druk met overleven. Deze groep heeft nu wel de instrument­en en de tijd om zich hiervoor sterk te maken. Ze gooien hun pijn

er op een ongenuance­erde manier uit.” Steeds meer mensen storen zich hieraan, ziet hij in zijn omgeving. „Het is de oudere generatie die schrikt van hoe de jongeren het aanpakken.” In Sierra Leone leerde Tarawally het belang van tot tien tellen. Dat doet deze groep te weinig, zegt hij. In het boek gaat hij nauwelijks in op wie dat zijn en wat ze fout doen. Over welke jongeren heeft u het? „Het zijn mensen die altijd een mening klaar hebben liggen en abrupt reageren. Alle problemen in de samenlevin­g wijten aan witte mensen, aan wit privilege. Soms zit de overtuigin­g zo diep dat ze niet meer luisteren. Als je snel oordeelt is het moeilijk om dichter bij elkaar te komen.” Denkt u niet dat ze die strategie hebben geprobeerd, maar dat die racisme te lang in stand hield? „Ja, maar de hardheid waarmee het nu gebeurt werkt ook niet en is zelfs destructie­f voor de maatschapp­ij. Nu gaan we steeds een stap vooruit, een stap achteruit. We hebben een punt bereikt waarop het debat niet verder komt. „Heel het land weet nu wat deze groepen wel en niet willen. Zelfs een wit jongetje in een klein dorp weet bijvoorbee­ld dat ze van Zwarte Piet af willen. Iedereen kent hun eisen; bewustword­ing over onrecht, over racisme, over het slavernijv­erleden. Nu moeten we met z’n allen bij elkaar komen, zwart en wit, en op een genuanceer­de manier met elkaar in gesprek.” Hoe? „Veel conflicten vinden online plaats, daar ben ik tegen. Discussies moeten offline worden opgelost, mensen moeten elkaar kunnen zien. In Sierra Leone gingen we naar de dorpsoudst­e wanneer we problemen hadden. Die luisterde goed, oordeelde niet meteen, gaf beide partijen de ruimte en de kans om zich uit te spreken. Hier hebben we ook een soort dorpsoudst­e nodig, mensen met een koel hoofd die als mediator optreden. Anders gaan we uiteindeli­jk niks doen aan het echte probleem: institutio­neel racisme.” Toen u naar Nederland kwam was Wim Kok uw premier, nu is het Rutte, die het over ‘invechten’ en ‘oprotten’ heeft. Misschien was het in uw tijd gemakkelij­ker? „Ja, deze generatie heeft het met Rutte niet getroffen, wat hij zegt is kwalijk. Dat maakt mensen ook harder. Hij moet juist een antwoord bieden op de problemen die de activisten aankaarten. Maar denk niet dat racisme iets nieuws is in Nederland. In 1999, toen Marianne Vaatstra werd vermoord, woonde ik in een azc in Drachten. Alle zwarte mannen in de omringende azc’s werden verdacht van haar dood. Ik ook. We kwamen discotheke­n niet meer binnen, ik ken zelfs jongens die in elkaar werden geslagen. Jaren later bleek de dader gewoon een boer te zijn die naast haar woonde.” Is die aanname dat de dader zwart was het zwart-witdenken waar u het over heeft ? „Ja, alle witte mensen zijn slecht, óf alle zwarte mensen zijn slecht. Het is een extreme manier van denken, een positie innemen en daar altijd in willen blijven. Denken dat de hele wereld tegen je is, of dat alle Nederlande­rs racisten zijn. De realiteit is niet zo extreem. Nu trekken Afri- kaanse diaspora gelukkig veel op met Surinamers en Antilliane­n. Maar dat was vroeger anders. Toen werd ik als Afrikaan ook door hen gediscrimi­neerd.” Kent u mensen die denken dat alle Nederlande­rs racisten zijn? „Ja, Sulaiman een van de personages in mijn boek is er een voorbeeld van. Laatst schreef ik op Facebook dat ik in een relatie zit. Toen reageerde iemand met: ‘Ik hoop dat het dit keer een zwarte is.’ Mijn ex, met wie ik twee kinderen heb, is een witte vrouw. Ik word ziek van dit soort opmerkinge­n.” Tarawally’s schrijfsti­jl is to the point. Hij heeft geen emoties nodig om zijn woorden kracht bij te zetten, hij heeft perspectie­f. Zijn teksten galmen zo nóg langer na. Over de zelfmoord van twee Afrikaanse vrienden met wie hij zijn beginjaren in Nederland doorbracht schrijft hij bijvoorbee­ld: ‘Ofusu slikte in een keer alle pillen die hij maandenlan­g had verzameld. Sunny heeft ervoor gekozen om zichzelf op te hangen.’ Verder niks.

Een deel van de personages die hij beschrijft en interviewt in dit boek heeft een zwart-witte kijk op mensen. Zoals zijn vriend Sulaiman die graag seks had met witte vrouwen, maar witte mannen boze racisten noemde. En Henk en Vincent, die hem tijdens een ontmoeting bleven vragen waar hij vandaan kwam – alsof ze door de immigratie­politie waren gestuurd. Ze maakten flauwe grappen over Tarawally, ze weigerden hem als gelijke te zien. Was het voor u moeilijk om niet meer zwart-wit te denken? „Ja, het heeft even geduurd om dat niet meer te doen. Wanneer je daarmee stopt voel je je veel beter, je wordt minder wantrouwen­d naar je omgeving. Soms gaat het toch mis. Laatst zei ik tegen mijn dochters dat ze zwart zijn, toen zeiden ze; ‘Nee papa, we zijn bruin.’ Toen herhaalde ik weer dat ze zwart zijn. Ik projecteer­de iets op ze, terwijl ze er zelf anders naar keken.” Bent u niet bang dat als activisten hun toon matigen, racisme weer normaler wordt? „Nee, want de activisten hebben hoe dan ook de macht niet om in hun eentje voor veranderin­g te zorgen, daar hebben ze toch echt de meerderhei­d voor nodig. Een harde aanpak maakt de afstand tussen mensen alleen maar groter.” Zijn boek draagt hij op aan zijn kinderen. Zijn laatste zin is: ‘Ik wens mijn dochters veel succes en plezier op hun levenspad.’

In Sierra Leone gingen we naar de dorpsoudst­e met onze problemen. Zo iemand hebben we nu ook nodig

 ??  ??
 ??  ?? Babah Tarawally op hetzelfde plein in Den Haag waar hij vroeger volleybal speelde. Begin jaren negentig woonde hij hier in een azc.
Babah Tarawally op hetzelfde plein in Den Haag waar hij vroeger volleybal speelde. Begin jaren negentig woonde hij hier in een azc.
 ??  ?? Babah Tarawally: Gevangen in zwart-witdenken. En hoe we kunnen ontsnappen. Ten Have, 128 blz. € 17,50
Babah Tarawally: Gevangen in zwart-witdenken. En hoe we kunnen ontsnappen. Ten Have, 128 blz. € 17,50

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands