INTERVIEW DELTACOMMISSARIS ‘Het gaat om
De eerste Deltacommissaris van Nederland gaat met pensioen. „Burgers snappen heel goed dat we een laaggelegen land zijn.”
Arjen Schreuder
Nog enkele weken kijkt Wim Kuijken (66) vanuit zijn kantoor in Den Haag uit over stad, land en kust. Dan gaat de Deltacommissaris met pensioen en draagt hij zijn taken over aan Peter Glas, nu nog watergraaf in Brabant. Kuijken: „Eén reden voor mijn vertrek is dat ik het na veertig jaar werken wel oké vind. Maar het belangrijkste is dat een ander het moet gaan doen. Het is tijd voor andere inzichten.”
Kuijken bekleedde in zijn loopbaan vele ambtelijke topfuncties, waaronder secretaris-generaal op het ministerie van Algemene Zaken onder de premiers Kok en Balkenende. In 2010 werd hij als relatief onbekende in de waterwereld benoemd tot de eerste Deltacommissaris, die het programma opstelt dat Nederland moet beschermen tegen overstromingen, zorgt voor voldoende zoet water en voor een ‘klimaatbestendige’ inrichting. Hij verwierf gezag en respect, de tweeduizend bezoekers van het jaarlijkse Deltacongres gaven hem vorige week een staande ovatie. Hoe kijkt u terug op het werk? „Ik vond het fantastisch. Wat mij destijds heeft getriggerd, is het bijna existentiële onderwerp. Je praat over de fysieke toekomst van een laaggelegen land dat met extremen in weer en klimaat te maken krijgt. Wat me verder aantrok, was het unieke karakter van de baan. Als een choreograaf vorm en inhoud geven aan een wettelijk programma. En dat terwijl er nog niks was. Ik ben from scratch begonnen.” Wat heeft u bereikt? „Waar ik nog het meest trots op ben, is dat iedereen is gaan meedoen met een hoog, nationaal doel: dit land veilig en leefbaar houden. Je kunt dat als Rijkswaterstaat, waterschap, provincie of gemeente niet in je eentje. Als Deltacommissaris word je wettelijk geacht jaarlijks een voorstel te doen. De kans dat zulke voorstellen worden overgenomen in de politieke arena is het grootst als alle partijen gezamenlijk vinden dat het goede voorstellen zijn, dat ze zich herkennen in de keuzes die ik voorleg. Dat heeft ertoe geleid dat er een gemeenschap is ontstaan die elkaar vertrouwt. Die samenwerking ligt ook voor de hand, want iedereen heeft een belang. Als je aan de Maas gaat sleutelen, heeft Rotterdam daar last van. Als je iets in de IJssel doet, heeft dat effect op de Waddenzee.” Wat heeft u geleerd? „Dat de opgave om het land veilig en leefbaar te houden een eigentijdse overheid vraagt, die oprecht over haar eigen grenzen heen kijkt en samenwerkt. Dat je luistert naar elkaar, samen feiten verzamelt en deelt, dat je mogelijke keuzes wetenschappelijk laat reviewen. In die situatie helpt een functionaris als de Delta- commissaris. Een honest broker, zonder belang. Iemand die niet hijgerig voor de korte termijn werkt, om een eigentijdse, fatsoenlijke, open manier van besturen te laten zien.” Was het vroeger zo onfatsoenlijk? „Nou, er was niks. Als een dijk werd afgekeurd, moest de minister van Waterstaat naar de minister van Financiën voor geld om die dijk op orde te brengen. Achteraf. Na een ramp of bijna-ramp. Nu is er jaarlijks ruim een miljard beschikbaar, om een ramp te voorkomen. De waterschappen en Rijkswaterstaat werkten niet of nauwelijks samen. Het programma Ruimte voor de Rivier, dat er trouwens al was voor ik aantrad, heeft laten zien dat het anders kan. Dat niet een deltadienst even komt bouwen maar dat je met z’n allen probeert te bepalen hoe je het beste een veiligheidsnorm kunt halen. Dit jaar was het even droog als in 1976, toen er relatief veel paniek was. Nu was er rust bij het nemen van maatregelen. Men kon elkaar beter vinden. Men had betere inzichten.” En de omgang met burgers? „Burgers snappen heel goed dat we een laaggelegen land zijn. Ze snappen dat we ons moeten beschermen. Ze snappen ook dat de politiek de normen voor die bescherming bepaalt. Maar ze vinden het wel heel plezierig om mee te praten over hoe je omgaat met waterschaarste, en hoe je een dijk versterkt. Tijdens werkbezoeken aan het begin van mijn baan kwam ik heel veel onteigeningen tegen bij dijkversterkingen. Die zijn er bijna niet meer.” Er is nog steeds veel weerstand. „Er is pijn. Bij de Markermeerdijken is men ondanks driehonderd bijeenkomsten niet tot elkaar gekomen. Dat kan gebeuren. Maar het gaat ook om de tone of voice. Ik heb in het land toch net iets te vaak horen zeggen tegen bewoners dat hun plannen te duur waren. Dat iets te duur is, is op zichzelf nog geen reden om het niet te doen. Zijn er misschien ook nog inhoudelijke argumenten?” Je kunt het kortom niet iedereen naar de zin maken, maar wel iedereen uitnodigen mee te praten. „Samen naar de feiten kijken. Dat ben ik steeds belangrijker gaan vinden. Twee slagen dieper gaan. Niet iedereen is het overal mee eens. Maar mijn overtuiging is: wie zich in een land als dit wil voorbereiden op extreme weersomstandigheden, moet dat samen onder ogen zien. Want de effecten, zoals hoosbuien, raken de vezels van de samenleving.” Deugt onze strategie tegen de effecten van klimaatverandering? „Onze strategie is de scenario’s in kaart brengen. De zeespiegel zou deze eeuw kunnen stijgen met 35 centimeter of zomaar met één of twee meter. Maar we kiezen geen scenario. Alles wat we nu doen moet goed zijn, welk scenario er in 2100 ook blijkt uit te komen. En we houden zo lang mogelijk alle opties open. Zoals de verdeling van de afvoer van rivierwater tussen Rijn en IJssel. Of de plannen voor de kust. Kun je de kust met zand blijven beschermen? Moet je de Nieuwe Waterweg afsluiten? Daar