Hoe erg is dat,
Het kabinet wil graag een pensioenakkoord. Deskundigen vragen zich af of zo’n akkoord wel nodig is. Het huidige systeem is goed óf moet juist drastischer op de schop.
Christiaan Pelgrim
Premier Mark Rutte vindt het „echt verschrikkelijk voor Nederland” dat hij niks kan veranderen aan de pensioenen, zei hij na het mislukte pensioenoverleg vorige maand. Toch is er een reële kans dat het kabinet in 2019 alsnog een akkoord probeert te sluiten met werkgevers en vakbonden – al zal dat niet gemakkelijk zijn. Volgende maand maakt minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken, D66) bekend hoe hij daarover denkt.
Maar zou het nu echt zo verschrikkelijk zijn als er geen pensioenakkoord komt – ook volgend jaar niet?
Veel economen en pensioendeskundigen vinden dat het pensioen een veel radicalere modernisering nodig heeft dan de sociale partners tot nog toe bespraken. Werkgevers en bonden, zeggen die experts, wilden een veel te beperkte verandering van het aanvullend pensioen (bovenop het basispensioen, de AOW).
Theo Kocken, hoogleraar risicomanagement aan de Vrije Universiteit, noemt het mislukken van het pensioenoverleg daarom „helemaal niet erg”. Net als andere deskundigen vindt hij dat het pensioen niet meer aansluit bij de arbeidsmarkt. Mensen wisselen snel van baan en dus meestal van pensioenfonds, omdat de werkgever het fonds kiest. Maar je oude pensioen naar een nieuw fonds verhuizen is ingewikkeld. Want je hebt als werknemer geen duidelijk ‘eigen’ pensioenpotje dat je kunt verhuizen. Het fonds heeft één grote gezamenlijke pot, waarin alle deelnemers hun premies storten. Je bouwt slechts ‘aanspraken’ op om later een pensioenuitkering te krijgen. Het is lastig om die aanspraken te verhuizen, omdat pensioenregelingen per fonds sterk kunnen verschillen.
De enige oplossing, zegt Kocken, is een overstap op persoonlijke pensioenpotjes. Werknemers sparen dan hun eigen pensioen bij elkaar, wel bij het pensioenfonds van de werkgever. Pensioenspaarders hebben dan allemaal hun eigen beleggingsresultaat en kunnen hun ‘eigen’ pot makkelijk verhuizen als ze van baan wisselen. Kocken: „Als je deze stap niet zet, heeft een pensioenakkoord geen zin.”
Maar het is vrijwel uitgesloten dat die persoonlijke potjes nu worden ingevoerd. Werkgevers en vakbonden hebben er lang over gepraat, maar de bonden vonden zo’n pensioen uiteindelijk niet ‘solidair’ genoeg. De beleggingsresultaten en dus ook de pensioenopbouw zouden per persoon te sterk gaan verschillen. De bonden eisen dat het pensioen collectief blijft: als je al het pensioengeld vanuit één pot belegt, verdeel je de mee- en tegenvallers over alle deelnemers.
Toch ziet het kabinet-Rutte III perspectief. De vakbeweging kon immers wél akkoord gaan met een andere maatregel die het pensioen wat individueler maakt: afschaffing van de ‘doorsneepremie’.
De doorsneepremie regelt dat iedereen, jong en oud, voor elke euro pensioenpremie evenveel pensioen opbouwt. Ook al is de inleg van een jongere veel meer waard, omdat die langer kan renderen. Het komt er dus op neer dat je in de eerste helft van je loopbaan relatief veel pensioenpremie betaalt en in de tweede helft relatief weinig. Dat is geen probleem voor wie zijn hele leven bij één pensioenfonds is aangesloten. Maar wie halverwege zijn loopbaan het fonds verlaat, bijvoorbeeld om zelfstandig ondernemer te worden, heeft relatief veel pensioenpremie betaald. Daarom wil het kabinet ervan af.
Miljoenen kortingen
Een andere reden om de pensioenhervorming door te zetten: in 2020 en 2021 dreigen fondsen miljoenen pensioenuitkeringen én -aanspraken te moeten korten omdat hun financiële reserves te klein zijn. En dat terwijl de meeste pensioenen al jarenlang stilstaan.
Als een nieuw pensioen wordt ingevoerd, zijn die kortingen waarschijnlijk van de baan. De meeste fondsen hebben namelijk genoeg geld om alle toekomstige pensioenuitkeringen te betalen, maar zijn verplicht extra grote reserves aan te leggen. De overheid verplicht de fondsen tot die voorzichtigheid omdat zij hun pensioenspaarders een toekomstige uitkering moeten beloven.
Bij een nieuw pensioen hoeven fondsen niks meer te beloven. Ze spreken dan alleen nog een ‘ambitie’ uit over de hoogte