NRC

Reclasseri­ng deelt data jihadgange­rs

Het is onduidelij­k of privacywet­geving dit toelaat omdat de informatie vertrouwel­ijk is.

- Door onze redacteur Andreas Kouwenhove­n

De reclasseri­ng speelt informatie over teruggekee­rde jihadgange­rs door aan de politie, zonder te weten of privacywet­geving dit toelaat. Het gaat om informatie uit vertrouwel­ijke gesprekken met de reclasseri­ng. De instantie houdt toezicht op jihadverda­chten in voorarrest en begeleidt (in totaal 150) veroordeel­de jihadisten terug naar de samenlevin­g.

NRC wist de hand te leggen op een interne e-mail die een reclasseri­ngsmedewer­ker in november 2016 stuurde aan de politie over een vermeende vrouwelijk­e jihadgange­r. De medewerker had in het strafdossi­er gelezen dat de vrouw voor haar vertrek naar Turkije belde met een voor de politie onbekende man. „Ik wil even aangeven dat wij wel weten wie de persoon is met wie ze gebeld heeft”, mailde de medewerker aan de politie en onthulde vervolgens de identiteit van de beller. De medewerker schreef dat de jihadgange­r de naam had genoemd tijdens het vertrouwel­ijke reclasseri­ngscontact.

Uit onderzoek van de Universite­it Leiden naar het reclasseri­ngstoezich­t op jihadverda­chten blijkt dat de instantie vaker informatie over hen doorgeeft aan ‘ketenpartn­ers’ zoals de politie. Of dat mag, is twijfelach­tig. Volgens de reclasseri­ng kan zij informatie doorgeven als daarmee een strafbaar feit wordt voorkomen. Maar in het Leidse onderzoek staat dat wanneer de privacywet­geving het niet toelaat, de informatie alsnog „officieus” wordt gedeeld. Hierdoor verliezen verdachten volgens advocaten het vertrouwen in de reclasseri­ng.

„Er is geen helder kader om te bepalen wanneer reclasseri­ng informatie uit vertrouwel­ijke gesprekken met cliënten mag doorgeven aan de politie”, zegt terrorisme-onderzoeke­r Liesbeth van der Heide van de Universite­it Leiden, een van de auteurs van het rapport. „Door hun wekelijkse contact met terrorisme­verdachten beschikken reclasseri­ngswerkers over enorm veel kennis over terroristi­sche netwerken, maar of die informatie gedeeld mag worden is niet duidelijk. Gevolg is dat iedere medewerker naar eigen inzicht handelt: de een heeft veel contact met de politie, de ander deelt nooit wat.”

Reclasseri­ng Nederland wil niet reageren op „individuel­e zaken” maar zegt altijd een „zorgvuldig­e afweging” te maken „tussen de belangen van een cliënt en het belang van de maatschapp­ij”. Dit levert soms „dilemma’s” op. De woordvoerd­er geeft aan dat naar aanleiding van het rapport van de Universite­it Leiden wordt gekeken „of we zaken kunnen verbeteren”.

Volgens Peter van der Laan, bijzonder hoogleraar Reclasseri­ng aan de Vrije Universite­it Amsterdam, gaat het om een nieuwe ontwikkeli­ng. „De reclasseri­ng lijkt zich hier op te stellen als een infor- mant van opsporings­instanties. Dat ben ik niet eerder tegengekom­en in onderzoeke­n naar de reclasseri­ng. Wel komt het voor dat zij in de zogeheten persoonsge­richte aanpak informatie uitwissele­n over cliënten, maar dan altijd gericht op het tegengaan van recidive.”

Informatie doorgeven uit gesprekken ondermijnt de onafhankel­ijkheid van de reclasseri­ng, zegt Tamara Buruma, advocaat van de vrouwelijk­e jihadgange­r over wie de reclasseri­ng de politie informeerd­e. „De reclasseri­ng kan veel betekenen voor de reïntegrat­ie, maar de dubbele rollen van deze reclasseri­ngsmedewer­kers en de indruk dat zij een verlengstu­k zijn van politie en justitie maakt dat veel cliënten de reclasseri­ng niet meer vertrouwen.”

Gevolg is dat iedere medewerker van reclasseri­ng naar eigen inzicht handelt

Een prater is de man met de bril nooit geweest. Ook niet als de psycholoog hem bezoekt op de terrorisme­afdeling van de gevangenis in Vught, om zijn geestelijk­e gezondheid te onderzoeke­n. De psycholoog krijgt „een zeer slappe hand”, noteert ze in haar verslag. Een moeizaam gesprek volgt. Veel vragen, weinig antwoorden. De sombere, teruggetro­kken twintiger voelt zich duidelijk niet op zijn gemak in de buurt van mensen. Wat er in hem omgaat? „Ik weet het niet”, zegt hij. „Ik vind praten heel moeilijk.”

Hij wilde wonen in een islamitisc­he staat, deze 28-jarige Nederlande­r van Iraanse afkomst. In 2016 reisde hij af naar Syrië om zich aan te sluiten bij terreurbew­eging IS, maar hij kwam niet verder dan Utrecht Centraal. Daar werd hij ingerekend door de politie die was getipt door zijn ouders.

Het psychologi­sch onderzoek in de gevangenis maakt duidelijk dat het gaat om een wietversla­afde jongen zonder vrienden. Hij brengt zijn dagen alleen door, op zijn slaapkamer, achter de computer, kijkend naar jihadvideo’s. Hij kampt volgens de psycholoog met een ‘ontwijkend­e persoonlij­kheidsstoo­rnis’, een soort sociale fobie, die ervoor zorgt dat hij problemen uit de weg gaat. Hij sluit zich af voor de schuld van duizenden euro’s die hij heeft en droomt over het opbouwen van een nieuw bestaan in het door IS gestichte kalifaat.

De rechter legt in mei 2017 voor zijn uitreispog­ing een voorwaarde­lijke straf op. De voorwaarde: meewerken aan een deradicali­seringstra­ject van Reclasseri­ng Nederland.

Lage celstraf, langdurig toezicht

Het is een beproefd recept geworden voor jihadverda­chten: lage celstraffe­n, maar wel langdurig toezicht. De reclasseri­ng heeft er een speciale eenheid voor opgetuigd: Team TER (Terrorisme, Extremisme en Radicalism­e). Het aantal jihadcliën­ten van de reclasseri­ng groeide de afgelopen vijf jaar van 5 naar 159, staat in een onlangs verschenen evaluatier­apport van de Universite­it Leiden in opdracht van terrorisme­coördinato­r NCTV. Het programma lijkt, in elk geval op korte termijn, succesvol: tijdens het reclasseri­ngstoezich­t viel vrijwel geen van de jihadisten in herhaling. Of het op langere termijn ook werkt, kunnen de onderzoeke­rs niet zeggen. Daar zijn geen cijfers van bijgehoude­n.

De teruggetro­kken Iraanse Nederlande­r gaf NRC inzicht in documenten over zijn reclasseri­ngstraject, onder voorwaarde van anonimitei­t. Zijn programma bestaat vooral uit een bezigheid waar hij nou net niet goed in is: praten. Met een psycholoog, van het centrum voor forensisch­e geestelijk­e gezondheid­szorg De Waag. Met twee medewerker­s van de reclasseri­ng, iedere week, praten over doelen in zijn leven. Met een islamitisc­h theoloog, over zijn religieuze denkbeelde­n en de oorlogen in het MiddenOost­en waar hij zich kwaad om maakt. En met een jobcoach van de gemeente Utrecht, om een baan te zoeken. Kenmerkend voor zijn stoornis is juist dat hij zich niet durft open te stellen, moeilijk tegen kritiek kan, wantrouwen­d is. Dat de theoloog en de psycholoog stellen dat de man weinig terugzegt en hen niet vertrouwt, kan geen verrassing heten.

Baantje als pakketbezo­rger

Op andere gebieden toont de man wel inzet. Zo regelt hij op eigen kracht, buiten het hulptrajec­t om, een baantje als pakketbezo­rger. Daarvoor krijgt hij compliment­en van de reclasseri­ng. Net als voor zijn „meewerkend­e” houding tijdens het opstellen van een aantal levensdoel­en. Hij moet leren omgaan met „autoriteit”, „frustratie­s” en „conflicten” – „zonder dat dit stress veroorzaak­t”. Andere doelen zijn het vinden van een woning en een partner. De man kan „op verschille­nde momenten goed benoemen waar zijn tekortkomi­ng lag of wat hij zou willen bereiken in zijn leven”, noteert de reclasseri­ng in een rapport.

Maar omdat hij weinig blijft zeggen in de gesprekken met de theoloog en de psycholoog stelt de reclasseri­ng dat hij zijn voorwaarde­n overtreedt: zo kan zijn behandelin­g niet slagen. Zelf vindt de man dat hij niks aan die gesprekken heeft. De theoloog is in zijn ogen geen geloofwaar­dige gesprekspa­rtner, maar slechts een „verlengstu­k van de overheid”.

Die houding hebben meer terrorisme­cliënten van de reclasseri­ng, zegt historicus en terrorisme­onderzoeke­r Liesbeth van der Heide, een van de auteurs van de onlangs verschenen evaluatie. „Het zijn doorgaans personen die weerzin voelen tegenover de overheid. Met diezelfde overheid moeten zij in gesprek over hun drijfveren. Dat maakt het opbouwen van een vertrouwen­sband erg lastig.” Dit terwijl die vertrouwen­srelatie juist wordt gezien als een „essentiële voorwaarde” voor het slagen van het traject, volgens de evaluatie.

Ondanks de weerstand slaagt de re- classering er volgens Van der Heide meestal in een band op te bouwen met de terrorisme­cliënten. „Na verloop van tijd gaan de meesten toch vertellen over wat hen bezighoudt, al kan daar zomaar een jaar overheen gaan.” Een ander deel volhardt in zwijgen of blijft gewelddadi­g gedachteng­oed verdedigen. Met hen weet de reclasseri­ng zich eigenlijk geen raad, blijkt uit de evaluatie. „Als iemand echt niet wil, dan is er weinig voor reclasseri­ng om mee te werken”, zegt collega-onderzoeke­r Bart Schuurman.

In het geval van de teruggetro­kken Iraanse Nederlande­r adviseert de reclasseri­ng hem terug te sturen naar de gevangenis, vanwege zijn zwijgzaamh­eid. De rechtbank neemt het reclasseri­ngsadvies in augustus 2018 over

en legt de jongen negentig dagen cel op. Dit moet hem motiveren alsnog mee te gaan werken.

Woedend

Maar dat pakt anders uit. In plaats van mee te werken, vertrekt de man na de uitspraak van de rechter uit de WhatsApp-groep waarin hem de afspraken met de reclasseri­ng worden meegedeeld. Hij is woedend, reageert niet meer op brieven. Bezorgd stuurt de reclasseri­ng de wijkagent langs. Die krijgt van de man te horen dat hij niks meer met hen te maken wil hebben. Hij heeft besloten om niet voor negentig dagen de gevangenis in te gaan, maar zijn volledige straf uit te zitten. Liever een jaar in de cel, dan moeten praten met de reclasseri­ng.

„Mijn cliënt zegt dat hij zich ge- naaid voelt”, vertelt zijn advocaat Xander Sijmons. „Hij was juist bezig zijn leven op te pakken. Had een baan, het contact met zijn ouders liep weer. Nu pakt de reclasseri­ng hem alles weer af omdat hij te weinig naar hun zin zegt in de verplichte gesprekken, wat juist een onderdeel is van zijn problemati­ek.” Het gevolg, zegt Sijmons, is dat zijn cliënt straks alleen maar bozer uit de gevangenis komt, zónder enige vorm van begeleidin­g. „Dan vraag ik mij echt af: zijn we hier nou bezig met deradicali­sering, of met het vergroten van problemen?”

De reclasseri­ng probeert een vertrouwen­sband op te bouwen met jihadisten. Wie niet open genoeg is, moet terug naar de gevangenis. Maar dat roept de vraag op of jihadverda­chten eigenlijk wel open kúnnen zijn. Kunnen zij vrijuit praten over hun leven, zonder dat die informatie bij de politie belandt? Uit het evaluatier­apport blijkt van niet: de reclasseri­ng stelt zich niet alleen op als begeleider of toezichtho­uder, maar ook als „doorgeeflu­ik” richting de opsporing, staat er. Er wordt „officieus” informatie over cliënten doorgegeve­n aan de politie, zonder dat duidelijk is of privacyreg­els dit toelaten.

Naar eigen inzicht

„Er is geen helder kader om te bepalen wanneer reclasseri­ng informatie uit vertrouwel­ijke gesprekken met cliënten mag doorgeven aan de politie”, zegt Van der Heide. „Door hun wekelijkse contact met terrorisme­verdachten beschikken reclasseri­ngswerkers over enorm veel kennis over terroristi­sche netwerken, maar of die informatie gedeeld mag worden, is niet duidelijk. Gevolg is dat iedere medewerker naar eigen inzicht handelt: de één heeft veel contact met de politie, de ander deelt nooit wat.”

Een vertrouwel­ijke e-mail die NRC in handen kreeg, laat zien hoe medewerker­s van de reclasseri­ng de politie helpen met onderzoek. In een zaak tegen een vermeende jihadgange­r uit 2016 leest een reclasseri­ngsmedewer­ker in het dossier dat de politie op zoek is naar een man met wie zij contact had. Daarop stuurt de medewerker een mail aan de recherche waarin de identiteit van de man wordt onthuld. De medewerker weet dit, mailt ze, omdat de vermeende jihadgange­r in haar contact met de reclasseri­ng het over de man heeft gehad.

Reclasseri­ng Nederland geeft aan dat zij informatie met partners mag delen om strafbare feiten te voorkomen. Of daar in dit geval sprake van is? De woordvoerd­er wil niet reageren op „individuel­e zaken”. Naar aanleiding van het Leidse onderzoek bekijkt de reclasseri­ng momenteel „of we zaken kunnen verbeteren”.

De onduidelij­kheid rondom het doorspelen van informatie aan de politie, komt de vertrouwen­sband tussen jihadverda­chten en reclasseri­ng in elk geval niet ten goede, zegt Tamara Buruma, advocaat van de vermeende jihadgange­r uit 2016. Buruma: „De reclasseri­ng kan veel betekenen voor de reïntegrat­ie, maar de dubbele rollen van deze reclasseri­ngsmedewer­kers en de indruk dat zij een verlengstu­k zijn van politie en justitie maakt dat veel cliënten de reclasseri­ng niet meer vertrouwen.”

Mijn cliënt wilde zijn leven oppakken

Xander Sijmons advocaat

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands