Een wetswijziging heeft het moeilijker gemaakt kinderen te vrijwaren van geweld en verwaarlozing, schrijft ‘Herstel deze weeffout.’
ind vorig jaar maakte het Gerechtshof Den Haag de ondertoezichtstelling ongedaan die de kinderrechter een half jaar daarvoor had opgelegd aan drie kinderen. Wegens voortdurend huiselijk geweld was het gezin al zes jaar lang van diverse kanten ondersteund. Aangezien het patroon nauwelijks veranderde, had de Raad voor de Kinderbescherming de rechter verzocht de kinderen onder toezicht te stellen. De moeder legde zich echter niet neer bij de beslissing van de rechter en ging in beroep. Ze zei dat zij altijd open had gestaan voor hulp en de situatie wilde verbeteren, maar alleen op eigen gezag en niet gedwongen. De jeugdbeschermers zagen daaren- tegen nog steeds zorgelijke signalen. Zij vonden dat de ondertoezichtstelling (OTS) na dit jarenlange patroon van steeds terugkerend geweld diende te worden gehandhaafd: de vader stelde zich wisselend op en de ouders bagatelliseerden de gevolgen van het geweld voor de kinderen, omdat het niet op hen was gericht. Het hof besliste dat het besluit van de kinderrechter wettelijke grond miste omdat de ouders hulp accepteerden. De OTS werd opgeheven.
Hier zien we een voorbeeld van de weeffout die bij de recente herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen in de gronden voor de ondertoezichtstelling is geslopen. Voorheen gold als criterium voor een ondertoezichtstelling, dat de ontwikkeling en veiligheid van een kind worden bedreigd en dat hulpverlening in vrijwillig kader heeft gefaald of dreigt te falen. et de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op 1 januari 2015 is de laatste grond vervallen. Sindsdien geldt dat een OTS slechts kan worden opgelegd als ouders bij een bedreigde ontwikkeling of veiligheid vrijwillige hulp niet of onvoldoende accepteren, ongeacht het resultaat.
Deze nieuwe rechtsgrond kan dus leiden tot een patstelling als ouders hulp accepteren maar dit zonder effect blijft. Terecht noemde toenmalig Tweede Kamerlid Nine Kooiman (SP) dit bij de parlementaire behandeling