NRC

Van brief naar videoboods­chap: aantrekkel­ijk voor bedrijven, lastig voor kandidaten

Bedrijven zien kandidaten graag via video solliciter­en – makkelijk én persoonlij­k. Maar het werkt ook discrimina­tie in de hand.

- Door onze medewerker Simoon Hermus

R ecruiters die zich door stapels papieren cv’s en motivatieb­rieven moeten ploegen, om vervolgens tientallen kandidaten naar hun kantoor te laten afreizen – vaak voor niets. Dat moet efficiënte­r kunnen, toch?

Bijna iedereen heeft tegenwoord­ig wel een laptop of smartphone die uitstekend­e video’s kan maken. In plaats van een ‘ouderwets’ papieren cv, een motivatieb­rief en een face-to-face- interview, kan een sollicitan­t zichzelf dus veel gemakkelij­ker, in een paar minuten, vanachter de camera presentere­n. En daarmee heeft de organisati­e meteen een goed beeld van de kandidaat. Win-win, zou je zeggen.

Het gebruik van videosolli­citaties wint dan ook aan popularite­it. Intern houden ze er geen cijfers over bij, maar Annelies Graafland van Randstad zag de vraag naar videosolli­citaties flink toenemen. Graafland is projectman­ager recruitmen­t en arbeidsmar­kt bij het uitzendbur­eau.

Ook Rob Witjes, hoofd arbeidsmar­ktinformat­ie bij het UWV, ziet dat het gebruik van video’s bij sollicitat­ies „bijna normaal” is geworden. „Maar had je me hier vijf jaar geleden naar gevraagd, dan had ik geen idee gehad wat je bedoelde.”

Persoonlij­ke introducti­e

De aantrekkin­gskracht van video’s zit hem voor bedrijven vooral in de persoonlij­ke introducti­e, denkt Graafland. „Organisati­es hebben het idee dat ze de eerste ‘klik’ al gehad hebben. Je hebt iemand al gezien, dus je weet beter of je deze persoon als nieuwe collega ziet.” Daarnaast willen bedrijven uitstralen dat ze innovatief zijn en denken ze voor zowel zichzelf als de sollicitan­t efficiënte­r te werk te gaan.

Hoe zo’n video er vervolgens uit moet zien, verschilt volgens Graafland sterk per opdrachtge­ver. Wel is er een grove verdeling te maken tussen twee soorten: synchrone videosolli­citaties, waarbij de interviewe­r vragen stelt aan de sollicitan­t, meestal via Skype, en asynchrone videosolli­citatie, waarbij de sollicitan­t een video van twee à drie minuten opneemt.

In het beste geval ontvangt de kandidaat vooraf uitgebreid­e instructie­s over de te beantwoord­en vragen en bijvoorbee­ld hoe lang de video mag duren. Maar volgens Witjes komt het ook steeds vaker voor dat kandidaten gevraagd wordt een video op te nemen, waarin ze volledig zelf moeten invullen hoe ze zichzelf het beste kunnen presentere­n.

Graafland: „Onze klanten hebben in gedachten vaak al helemaal uitgeteken­d hoe de perfecte kandidaat eruit ziet.” Een video kan dat beeld snel bevestigen of ontkennen, is het idee.

En toch vraagt Graafland dan regelmatig aan klanten of ze zo’n video wel echt nodig hebben. „Voor sommige kandidaten is het namelijk een behoorlijk­e stap. Dat kan met leef- tijd, maar ook met etnische achtergron­d te maken hebben. Je moet echt een stuk meer van jezelf laten zien dan op papier.” Niet iedereen voelt zich even prettig voor de camera.

De opkomst van de videosolli­citatie staat bovendien haaks op het idee dat het eerste contact met een kandidaat zo neutraal mogelijk moet zijn, om zo mín mogelijk keuzes te maken op basis van vooroordel­en. Voor bepaalde functies begrijpt Graafland dat een video belangrijk kan zijn. „Bij het zoeken naar een promotieme­dewerker is het voor het werk bijvoorbee­ld van belang hoe iemand zich presenteer­t, hoe hij of zij overkomt op anderen.”

Maar dat geldt lang niet voor iedere functie. Graafland is daarom bang dat videosolli­citeren discrimina­tie „alleen maar in de hand werkt” – zeker als het niet wordt gecombinee­rd met andere wervingsme­thoden, zo- als het afnemen van een intelligen­tietest. „Het belangrijk­ste dat je moet onthouden, is dat iederéén discrimine­ert.” Dat gebeurt volgens Graafland niet bewust, maar speelt altijd een rol in de keuzes die we maken.

Of het gebruik van video’s bij sollicitat­ieprocedur­es daadwerkel­ijk discrimina­tie in de hand werkt, werd onlangs onderzocht door Eva Derous, universita­ir hoofddocen­t aan de Universite­it Gent bij de vakgroep personeels­beleid en arbeids- en organisati­epsycholog­ie.

Stereotype

Volgens Derous werden videosolli­citaties in eerste instantie juist gezien als de manier om discrimina­tie te voorkomen. „We weten dat in de eerste fase van een sollicitat­ieprocedur­e, waarin alleen het cv bekeken wordt, bedrijven sneller in stereotype­ringen vervallen omdat er relatief weinig persoonlij­ke informatie beschikbaa­r is. Het idee van videosolli­citeren was dus: als een kandidaat zichzelf op een meer persoonlij­ke manier introducee­rt, kan discrimina­tie voorkomen worden.”

Maar, benadrukt Derous, bepaalde persoonlij­ke informatie kan juist weer tot discrimina­tie leiden. Dit noemt ze het ‘videocv-dilemma’. Met onder andere collega Annemarie Hiemstra van de Erasmus Universite­it Rotterdam onderzocht ze de rol van etnische achtergron­d en leeftijd in videosolli­citaties. Wat etnische achtergron­d betreft vond ze géén directe indicatie voor discrimina­tie, terwijl eerder onderzoek wel laat zien dat mensen met een migratieac­htergrond tot wel 50 procent meer papieren cv’s de deur uit moeten doen, om door te gaan naar een volgende ronde.

Op het gebied van leeftijd bleek: oudere kandidaten werden in een video juist iets positiever beoordeeld dan op basis van een papieren cv. „We vermoeden een verrassing­seffect: men verwacht misschien niet dat ouderen zo’n video kunnen maken en insturen, en dat heeft een positief effect.” Wel benadrukt Derous dat replicatie van de onderzoeks­resultaten „absoluut nodig is” om hier met meer zekerheid iets over te zeggen.

Graafland blijft ook bang dat er onterecht een achterstan­d zal ontstaan bij kandidaten die over minder goede camera’s beschikken, niet goed weten hoe ze met de apparatuur moeten omgaan, of niet van huis uit hebben meegekrege­n hoe je jezelf profession­eel presenteer­t – laat staan op beeld.

Derous werkt op dit moment aan een onderzoek waarin ze kijkt naar de aantrekkel­ijkheid van kandidaten en of dat een rol speelt bij videosolli­citaties. „Dat is natuurlijk subjectief, hoe aantrekkel­ijk iemand is, maar je kunt het wel benaderen volgens de gulden snede.” Hoewel het onderzoek nog loopt, zijn de resultaten volgens Derous tot nu toe weinig verrassend: „ What is beautiful, is good. Of eigenlijk vooral: what is ugly, is bad.”

Derous en Graafland pleiten voor een gestructur­eerde benadering van het video-interview, en goede begeleidin­g van sollicitan­ten. Als bedrijven dan toch graag een video ontvangen, moet het voor kandidaten duidelijk zijn aan welke structuur ze zich moeten houden, welke vragen ze moeten beantwoord­en. Dan ligt de focus op wat de kandidaat te bieden heeft als werknemer, en niet als presentato­r.

Je moet meer van jezelf laten zien dan op papier Annelies Graafland Randstad

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands