‘Rebound’ oogt kortademig, niet spannend
Rebound grijpt Alida Dors terug op de gelijknamige voorstelling van Conny Janssen uit 2005. In die choreografie voor zes mannen onderzocht Janssen de grenzen tussen macht en kameraadschap, en de veerkracht om telkens weer op te staan.
Dors voelde zich aangesproken door het thema veerkracht – een kwaliteit die zij vaak terugziet bij mensen in de verdrukking. In de voorstelling zijn associaties met vluchtelingen onontkoombaar, al was het maar door de vormgeving. Het erg lelijk uitgevoerde decor lijkt op een luchtplaats, met vuilwitte, verende wanden. In hun zakkerige beige kostuums lijken de dansers die zich daar bewegen op gevangenen of geïnterneerden wier individualiteit is gereduceerd tot naamloos probleemgeval: één van de velen.
Ook de bewegingstaal, hedendaagse dans vermengd met hiphopelementen, laat weinig aan de verbeelding over.
Het stuk bestaat uit drie delen: eerst drie vrouwen, dan drie mannen, dan het hele ensemble. Defensieve houdingen, opstandig gebalde vuisten, vallen, opvangen, tegenhouden en ‘tegen een muur aanlopen’ zijn herkenbare motieven.
Sommige acrobatische sequenties zijn nog niet soepel, maar de secties waarin dansers neerzijgen, doorrollen en in één beweging weer opstaan zijn fraai en hadden gerust langer mogen duren om het thema veerkracht te benadrukken.
Met andere terugkerende houdingen – voorovergebogen, handen op de rug ‘vastgebonden’ – lijkt Dors terug te grijpen op Infinite van choreografe De Châtel.
Hoewel Rebound mooi materiaal bevat, is de structuur te kortademig om spannend te kunnen worden. Door de simplistische dramaturgie blijft het bij de som der delen. Langzamerhand mag van Dors, die een meerjarige subsidie ontvangt, wél meer worden verwacht. Francine van der Wiel