NRC

Amsterdam was in 1994 al Digitale Stad

DE DIGITALE STAD In 1994 was de Digitale Stad een revolution­aire website. Oprichter Marleen Stikker blikt 25 jaar later terug. „Het internet was een publieke vrijplaats.”

- Door onze medewerker Dominique van Varsseveld

De opening van ’s werelds eerste Digitale Stad werd vijfentwin­tig jaar geleden gevierd in De Balie te Amsterdam. Toenmalig wethouder Frank de Grave stond op het podium en verstuurde met een druk op de knop de eerste e-mail van de gemeente naar de Amerikaans­e vicepresid­ent Al Gore.

Marleen Stikker (1962) lacht als ze terugdenkt aan dat moment op 15 januari 1994. „‘Welkom, we zijn online!’ hadden we klaar staan. Het ging alleen niet goed, de mail stuiterde meteen terug. Alleen werd er nog zo weinig van de technologi­e begrepen dat niemand dat doorhad.”

Stikker was een van de oprichters van De Digitale Stad, de eerste gemeente online. In hetzelfde jaar richtte ze samen met Caroline Nevejan ook Waag op, een organisati­e die zich bezighoudt met de toepassing­en en gevolgen van nieuwe technologi­e. Waag huist in het gelijknami­ge gebouw op de Nieuwmarkt, een van de voormalige stadspoort­en van Amsterdam. Vanaf de bovenverdi­eping blikt Stikker terug en vertelt ze over de huidige stand van het web. Wat hield De Digitale Stad in? „De Digitale Stad bestond uit een online ‘plein’ waarop je verschille­nde diensten van de gemeente Amsterdam en haar partners kon bezoeken. Er waren discussieg­roepen, en via het ‘Centraal Station’- icoontje kon je het internet op. Een publieke en gratis toegankeli­jke poort tot het World Wide Web. Dat was een unicum in die tijd. Er waren twintig modembanke­n waar mensen naartoe konden bellen toen we van start gingen. Die waren direct overbelast. Alle modems in Amsterdam en omstreken waren uitverkoch­t. Mensen stonden in de rij om een kijkje te nemen.”

U zag als een van de eerste Nederlande­rs de mogelijkhe­den van het internet? Hoe kwam dat zo?

„Ik was op zoek naar een andere manier om met mensen in voormalig Joegoslavi­ë in contact te komen, destijds een oorlogsgeb­ied. De telefoon en fax volstonden niet meer. Ik ging me verdiepen in computerne­twerken en begreep dat internet een game changer was. Ik zag dat het internet gebouwd is op gedistribu­eerde technologi­e. Dat houdt in dat je geen centrale macht hebt. Zodra je dat begrijpt dan weet je dat het een gigantisch effect gaat hebben. Daar had ik geen twijfel over.” Hoe vertaalde u dat inzicht naar De Digitale Stad? „We hadden in de jaren tachtig een creatieve en experiment­ele gemeenscha­p. Er was vrije piratenrad­io en -televisie en een rijke hackers-beweging. ‘Tabee met jullie, wij zijn slim genoeg om onze eigen content te organisere­n.’ Dat decentrale, jezelf niet rondom de machthebbe­rs organisere­n, hoorde bij het denken van die tijd. We wilden een sociaal gebruik van internet mogelijk maken, zelf content creëren en delen.

„Ik verdiepte me in besturings­systeem Unix, maar mensen in mijn omgeving snapten daar niks van. Met een clubje maakten we de eerste interface in 1993, zodat het internet toegankeli­jk zou worden voor iedereen, niet alleen voor de hackers of halve nerds zoals ik. Omdat de gemeentera­adsverkiez­ingen in aantocht waren, heb ik dat als aanleiding aangegrepe­n om subsidie te vragen voor het project De Digitale Stad.”

In 1997 is De Digitale Stad van online gemeenscha­p overgestap­t op het alleen aanbieden van mail en webdienste­n. Maar met Waag houdt Stikker zich nog steeds bezig met vraagstukk­en die in het verlengde van de oude Digitale Stad liggen.

Wat zijn de vraagstukk­en die 25 jaar later nog spelen?

„Vijfentwin­tig jaar geleden logde je in op een programma dat de digitale stad was. Nu kun je niet meer uitloggen, je bent voortduren­d onderdeel van een digitale stad. Dat gaat niet meer weg. Toen was het internet een green field. Alles was nog mogelijk. Het internet was een publieke vrijplaats. Er was wel

van alles aan de hand. Je had discussieg­roepen over katten die werden verstoord door mensen die hele nare dingen over katten schreven. Dan was die hele gemeenscha­p van slag. Maar er waren geen bedrijven die misbruik maakten van het vertrouwen dat mensen geven.

„Laatst stond ik voor een groep studenten en realiseerd­e ik me opeens: Als je nu gaat studeren en de wereld bekijkt met de vraag, wat is mijn rol? Dan sta je voor een bizarre opgave. Je erft een aarde die je moet gaan helpen redden. Voor zover dat mogelijk is. Dat krijg je cadeau van je ouders en de vorige generaties. En iedereen die nu online gaat, krijgt daar ook met een brown

field te maken. Dat wil zeggen, het internet is platgebran­d door bedrijven.”

Hoezo, platgebran­d?

„We krijgen nu een internet voorgescho­teld dat zo pervers is. Edward Snowden heeft dat zichtbaar gemaakt. Al het dataverkee­r wordt onderschep­t en bijgehoude­n. Je kan geen USB-stick in je computer doen, of er bestaat de kans dat het misgaat. Je telefoon heeft wel tien manieren om te weten waar je bent. Al zet je hem uit, er kan op andere manieren nog steeds worden meegeluist­erd. Tot kinderspee­lgoed aan toe; van alle digitale dingen die je aanraakt weet je nu dat ze misbruik maken van je vertrouwen. Het businessmo­del van partijen die het aanbieden doet bijna de kracht van het internet teniet. Dat is heel ernstig. Gelukkig – en dat is de draai die wij steeds maken – gelukkig kan het ook anders. Je kan een internet bouwen dat wel te vertrouwen is.”

Dat pleit voor meer regulering. Critici vinden dat de kracht van het internet de vrije uitwisseli­ng van informatie is, zonder overheidsb­emoeienis.

„Dat was de retoriek uit Silicon Valley; het cluster van Google en Facebook. Peter Thiel, de oprichter van PayPal, hoorde daar ook bij en heeft letterlijk gezegd: ‘Politiek is de duivel, technologi­e is God’. We hebben geen sociale structuren meer nodig, de technologi­e zorgt ervoor dat ieder individu zijn eigen geluk kan realiseren. Op dat libertaris­che denken ben ik vanaf het begin al heel erg kritisch geweest. Wie heeft de infrastruc­tuur in handen, wie zijn degenen die over de data flow gaan, wie betaalt ervoor? Het kan niet in de technologi­e alleen zitten, er zijn ook andere machtstruc­turen.

„Het reguleren is niet gemakkelij­k. Het is ook niet alleen een praktisch bieden van alternatie­ven, maar er ligt een bredere maatschapp­elijke discussie aan ten grondslag. Er is een gigantisch krachtenve­ld, niet alleen op het gebied van technologi­e, ook van economie. Dat is volgens mij het basisgevec­ht van deze eeuw dat steeds zichtbaard­er wordt. Je kan eigenlijk alleen maar nadenken over technologi­e als je een ander begrip krijgt van de economie.

Wat voor ander begrip van economie?

„Je kan op basis van de discussie over technologi­e de samenlevin­g anders inrichten. Ben je voor een gedistribu­eerde vorm van macht, of een gecentrali­seerde vorm van macht? Of ergens iets ertussen? Ben je voor waarde die afgeroomd wordt, of zelfs ontnomen wordt, of ben je voor behoud van waarden? Dan krijg je een hele andere manier van je politieke positie bepalen. Nu is de politiek nog ingericht op het economisch­e denken uit de vorige eeuw.

„Privacypro­blematiek bijvoorbee­ld gaat niet alleen om je eigen keuzes als consument voor WhatsApp of Signal. Het systeem moet anders worden ingericht. Je moet ervan kunnen uitgaan dat je privacy gerespecte­erd wordt in Nederland. Net zoals je bij voedsel ervan uit moet kunnen gaan dat er geen dioxine in je kip zit. We kunnen niet alles aan consumente­n of de markt overlaten. Waarom kunnen we ons voedsel vertrouwen? En onze farmacie? Omdat we dat zwaar reguleren, en dat staat innovatie niet in de weg.

Hoe moet het internet dan wel worden georganise­erd?

„We moeten alternatie­ven bouwen. Je kan al heel veel vervangen zonder dat je ook maar iets kwijtraakt aan functional­iteit. Je kan, in welke rol je ook zit, welke baan je ook gaat nemen, een verschil maken. Het gaat om je zelfbeschi­kking. We zijn al volledig voorbij het punt van ‘ik heb toch niks te verbergen’. Je hebt niet alleen wel iets te verbergen, je moet je soevereini­teit bewaken. Voor de wet zijn we verantwoor­delijk voor ons handelen. Als je die verantwoor­delijkheid weg wilt nemen zijn er heel wat juridische stappen nodig. En gelukkig. Maar het lijkt alsof de Googles en Facebooks onze bewindvoer­ders zijn geworden. Ze duwen ons richting het idee dat kunstmatig­e intelligen­tie het beter voor ons weet. Maar dat we onze zelfbeschi­kking uit handen geven aan systemen, staat op gespannen voet met hoe ons rechtssyst­eem werkt.”

Is er hoop?

„Absoluut, ik ben een mogelijkhe­idsdenker. We zien 2018 als een keerpunt in het heroveren van het internet. Het bewustzijn is het afgelopen jaar extreem gegroeid. De Europese Privacy Wetgeving is van start gegaan. Er zijn bijna 150.000 Fairphones verkocht en we kregen afgelopen jaar weer grote investerin­gen binnen. Het heeft 25 jaar geduurd voordat mensen met elkaar inzagen dat het niet zo moet. En niet zo hoeft. Ik denk dat het minstens 25 jaar gaat duren voordat we het weer op orde hebben.”

‘Het internet is platgebran­d door bedrijven’

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands