Wedstrijdvisser heeft baat bij troebel water
Nederlandse rivieren worden schoner. Goed nieuws voor het milieu, maar niet voor de wedstrijdvisser. De vis die zij zoeken is vertrokken naar troebeler water.
Aan de waterkant van een kanaal evenwijdig aan de Maas zit sportvisser Albert Reuvers (72). Hij rijgt drie levende maden aan de haak van zijn hengel, buigt licht achterover en werpt dan met een zwiep het lokvoer in het midden van de rivier. Zijn vissersvriend Anton zit zo’n twintig meter verderop in dezelfde houding. Gefocust op de top van de hengel, donkergroene kaplaarzen aan de voeten.
Hengelsportvereniging Leudal, waarvan Reuvers lid is, organiseerde zaterdag de laatste viswedstrijd van het jaar achter de kerk van het Midden-Limburgse dorp Kessel. Tijdens de wedstrijd aan de Maas wilde hij liever niet worden geïnterviewd: te veel afleiding. Een paar dagen eerder wel, in voorbereiding op de wedstrijd. De grote vissen blijven weg.
Hoe anders was het veertig jaar geleden, toen hij begon met wedstrijdvissen. Het water van de Maas was troebel en donker, dus voedingsrijk – ideaal voor grote vissen als brasem en snoekbaars. „Je gooide je hengel uit en de vissen vochten bijna om wie mocht bijten. Je kon het haast niet bijhouden, zoveel vis zat er.”
Schoner en helder
Maar de rivieren werden de afgelopen vier decennia schoner en daardoor helder. Goed nieuws, zou je zeggen. Maar voor sportvissers zoals Reuvers veranderde de sport voorgoed.
In twee uur tijd vangt hij één vis, „een mooie voorn”. Hij inspecteert het beest van kop tot staart. De kleine witvis weegt nog geen tweehonderd gram. „Liever vang je natuurlijk een brasem van twee kilo, maar dat lukt niet meer.” Of dat komt door de veranderde omstandigheden van de Maas of het verval van zijn lichaam, vraagt hij zich op sarcastische toon af. „We worden ook wat ouder, hè. Het gaat niet meer zo vlug.”
Zijn passie voor vissen ontstond op een camping in Midden-Limburg, vlakbij zijn woonplaats Heythuysen. Tien jaar was hij toen zijn vader een tak van een boom brak en een dobber maakte van kurk en een lucifer. Sindsdien vist hij elke week in de Maas. „Vissen is toch het mooiste wat er is, een beetje over het water kijken, praten met je maten en dan nog die mooie beesten.”
Van juli tot en met januari ving hij voorn, in de zomermaanden brasem. Tegenwoordig vangt hij het hele jaar door voorn. Brasem is een zeldzaamheid geworden.
Door nieuw milieubeleid uit de jaren zeventig daalden de stikstof- en
fosforconcentratie in het water van de Nederlandse rivieren. Sindsdien moet afval- en rioolwater worden gezuiverd voordat het wordt geloosd, moeten industrieën voldoen aan strengere eisen en wordt de uitspoeling van meststoffen van landbouwgrond beperkt.
Donker water werd helder
Fosfor en stikstof stimuleren de groei van algen: voeding voor de brasem. Maar door de uitstootbeperkende maatregelen raakten algen hun voedingsbodem kwijt en kregen waterplanten de ruimte. Het donkere water werd kraakhelder. Brasem en snoekbaars, de belangrijkste vissen voor het sportvissen in Nederland, vertrokken naar voedingsrijker water.
De maatregelen verbeterden de waterkwaliteit van Nederlandse rivieren, maar volgens Rijkswaterstaat scoort nog altijd 73 procent van het oppervlaktewater een onvoldoende. Ook de Maas bij Kessel, waar Reuvers zijn wedstrijd viste, wordt wat betreft de milieukwaliteit aangeduid als ‘slecht’. Dat komt doordat stoffen die niet langer uitgestoten mogen worden, toch nog worden uitgestoten.
Het is van belang dat de waterkwaliteit verbetert omdat 40 procent van het Nederlandse drinkwater uit de rivieren komt, zegt ecoloog Jappe Beekman van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. „Hoe viezer het water uit de rivieren is, hoe meer drinkwaterbedrijven moeten doen om het schoon te maken. Dat kost meer geld. Daarom willen we dat het water schoner wordt en door middel van een eenvoudige zuiveringsmethode drinkbaar is.”
De gevolgen zijn voor vissers als Reuvers merkbaar. In het net dat tussen zijn benen het water in loopt zitten vijftien kleine vissen, aan het eind van de dag worden die weer vrijgelaten. „Dertig, veertig jaar geleden ving je in drie uur tussen de tien tot vijftien kilo vis.” Om aan die kilo’s te komen, zul je de grotere brasem moeten vangen. „Probeer het maar eens. Het water is kraakhelder, dus ze bijten niet. Het is nu veel als je in vier uur een paar kilo vangt.”
Dat beeld bevestigt Joep de Leeuw, onderzoeker bij Wageningen Marine Research. Sinds de eerste metingen van de visstand in de jaren tachtig is de hoeveelheid brasem met de helft afgenomen, op sommige plekken zelfs met tweederde.
Lagere waterstand
Volgens de onderzoeker heeft dat niet alleen te maken met het heldere water. „Droge zomers leiden tot een lagere waterstand, waardoor jonge brasems een kleinere overlevingskans hebben.”
En er zijn kapers op de kust. Exoten, vissen die niet thuishoren in de Nederlandse rivieren, concurreren voor voedsel met onder andere de brasem. „We vangen nu meer exoten dan ooit tevoren. De typische riviervissen zijn in Nederland steeds meer aan het verdwijnen.”
Reuvers werpt zijn hengel met maden en lokvoer nog maar eens uit in de Maas, na een paar minuten haalt hij die weer leeg binnen. Is het vissen minder leuk geworden? „Het was leuker, je ving meer en grotere vis. Maar je moet het ermee doen, hè?”
Zijn grootste vangst bij een wedstrijd was 24 kilo, zo’n veertig jaar terug. „Maar ik won geen prijs, de winnaar had zo tien kilo meer.” Bij de wedstrijd in Kessel kwam hij daar niet bij in de buurt. Hij ving slechts één vis van 110 gram, geen brasem. Wel ruim veertig exoten, maar die telden voor de uitslag niet mee.
Veertig jaar geleden ving je in drie uur soms 15 kilo vis
Albert Reuvers sportvisser